Midden op het grasveld vol wilde bloemen werd op een ronde verhoging van rode baksteen gemusiceerd. De verhoging stond op sierlijke houten pijlers en was overhuifd met een vlechtwerk van dunne witgelakte ijzerspijlen waartegen blauweregen en goudenregen klommen. Op het gras of op rieten tuinstoeltjes onder kleurige parasollen zaten jong en oud, genietend van oude muziek. De samenklank van citer, harp, viool, viola da gamba, fluit, fagot, hobo, tamboerijn, gitaar, mandoline, luit en klavecimbel weefde een hemels muziektapijt, waarop de geest der toehoorders rustte.