life deathEen pelgrim die vele platgetreden paden in vele landen had bewandeld kwam uiteindelijk tot het inzicht dat al deze wegen naar slechts één enkel pad voeren, een pad dat nu open en bloot voor hem lag.

Maar voor hij zijn eerste schreden op die weg met een nieuw bewustzijn ging wagen besloot hij om terug te denken aan al die afgelegde afstanden in al die jaren. En om terug voor zijn geest te halen wat hij er door ervaren en geleerd had omdat al het beleefde samen hem juist tot op die plek had gebracht.

Zo zag hij zich weer in de bergen van Andorra waar hij van kapel tot kapel liep om er te mediteren. Dat gebeurde vaak naast de gesloten bouwsels die veelal uit de twaalfde eeuw stamden. De energie was er meestal sterk en harmonieus, vredig ook, waardoor het mediteren makkelijk viel en waar hij op zekere dag in een diepe meditatie een heel sterke ervaring had.

Plots stond namelijk Maria voor hem, niet in een menselijke figuur maar als een groot Licht. En hij wist zonder enige twijfel wie daar voor hem stond. Het was een innerlijk weten. Het Licht veranderde enkele keren van kleur en hij begreep de telepatische boodschap die elke kleur begeleidde. Maria toonde hem daarmee een van haar eigenschappen waarvan ze vond dat het aan de tijd was dat ook hij die ging ontwikkelen. Nu had hij zich eigenlijk nooit speciaal tot Maria aangetrokken gevoeld. Haar energie was hem eerder vreemd. Maar dat, zo wist hij, was nu wel verleden tijd.

Een dergelijke gebeurtenis viel hem jaren later ten deel tijdens een pelgrimstocht naar Paray-le-monnial in Frankrijk. Daar stond tijdens een meditatie in een kapel plots Jezus voor hem die hem eerst twee van zijn aspecten als mens toonde. Hij was verbaasd wat wat hij zag, namelijk zijn kennelijke verlegenheid en eenzaamheid als mens. Dan toonde hij zijn hart dat plots wijd opensprong en waaruit een tsunami van allesoverweldigende Liefde stroomde. Ook dit was een ervaring om nooit te vergeten.

Ook zag hij zich terug op weg naar Rocamadour naar de zwarte Madonna of zijn sterke ervaringen op Mont St. Michel. En op weg naar Santiago de Compostella in Spanje, de Jakobsweg die hij ervoer als een sterke energetische structuur, die door de eeuwen heen door talloze pelgrims was opgebouwd en die je nu als het ware draagt vanaf je eerste stappen naar het Zuiden. Hij had een Jakobsschelp aan zijn rugzak gehangen zodat ieder kon zien waarheen hij op weg was. Onderweg wuifden ook vaak mensen als om hem respect te betuigen en moed in te spreken om verder te lopen.

Aan moed ontbrak het hem niet, want als hij eenmaal iets had  besloten dat uit zijn hart opwelde, dan werd dat ook uitgevoerd en niets kon hem van gedachten doen veranderen, niets kon hem tegenhouden, geen tegenslag, geen uitdaging of confrontatie met anderen of met hemzelf ging hij uit de weg. Ook deze keer, want hij wist dat deze pelgrimsweg een initiatie zou zijn met het doel zichzelf te vinden. Of anders uitgedrukt had hij het gevoel dat juist door alle ervaringen hij beter zou begrijpen wie en wat hij in werkelijkheid was. En daar had hij nood aan, want hij was op een punt in zijn leven aangeland dat hij even niet meer wist hoe het verder moest. En daarom had hij behoefte aan duidelijkheid. Op een geven moment kwam de Jakobsweg in zijn gedachten en meteen zei hij ja, dat is het. En in een flits begreep hij dat dit hem tot de nodige helderheid zou leiden en in een fractie van een seconde had hij besloten om ervoor te gaan.

Nu had hij gehoord dat alle mensen die je in je leven tegenkomt je een spiegel voorhouden waarin je of jezelf terug ziet, zoals je vroeger ooit was in dit of in een ander leven of je in contact brengt met je eigen pijn, angst, woede en onzekerheid. De functie van een dergelijke spiegel is in eerste instantie om te aanvaarden wat er  gebeurt en wat daar de innerlijke reactie op is. Komt er woede of angst of een andere negatieve emotie voor de dag dan is het zaak om in dat gevoel te stappen en het zolang te doorademen tot er niets meer van overblijft.

Hij wist dat de sterke energie van deze pelgrimstocht dat fenomeen nog versterkt zou oproepen, maar dat schrikte hem niet af. In tegendeel, hij keek er zelfs naar uit. Hij keek er naar uit om met zijn eigen, wellicht ook nog verborgen en verdrongen gevoelens geconfronteerd te worden. En hij werd er mee geconfronteerd.

Voor de eerste dag had hij  in feite voor een te grote etappe gekozen en kwam aan het einde van de dag met pijnlijke blaren aan zijn voeten aan bij de kleine camping van een boer om daar zijn minitentje te kunnen opzetten. De boer en zijn vrouw waren heel vriendelijke mensen die snel in de gaten hadden in welke staat zijn voeten waren. De vrouw bood aan om ze te verzorgen en dat deed ze met zachte maar doeltreffende hand. Hij voelde zich enorm dankbaar voor de geboden hulp en ervoer dat ook als een eerste teken, dat hij vol vertrouwen de rest van de lange tocht kon vervolgen en dat alles wat hij werkelijk nodig had door die sterke energetische structuur van de pelgrimsweg wel zou worden geleverd. En daarin werd hij ook niet teleurgesteld ook al waren er pijnlijke momenten die hij onder ogen had gezien.

Zijn tentje had hij meegenomen omdat hij geen budget had om zich betaald overnachten te kunnen veroorloven, want het was een maandenlange tocht. Hij had wel voldoende geld op zak om onderweg en meestal in een supermarkt eten te kunnen kopen wat hij dan aan de rand van de weg kon klaarmaken en eten. Hij kon zelfs een warme maaltijd bereiden, want hij had een kleine gasbrander en een mini-wokje bij zich, dat diende om thee te zetten maar ook om het een of ander kant en klaargerecht te kunnen opwarmen.

 

Al met al was het toch wel wat veel bagage om in en om zijn rugzak mee te slepen en hij vroeg zich op een gegeven moment af wat hij daar nog van zou kunnen missen om het gewicht wat te kunnen verminderen. Uiteindelijk besloot hij zijn tent achter te laten. Hij had nog al wat ervaring in het zelf scheppen van dingen die hij werkelijk nodig had. En dat gebeurde door ze te visualiseren alsof ze al werkelijk in zijn bezit waren en hij stelde zich dan gedetailleerd voor hoe hij ze zou gaan gebruiken, hoe hij daarmee zou omgaan. Hij deed dat overigens in een absoluut vertrouwen dat deze dingen zich ook werkelijk zouden manifesteren. Maar elke visualisatie sloot hij af door het gewenste in gedachten in Gods handen te leggen. Niet mijn wil maar uw wil geschiede. Deze methode had nog nooit gefaald en waarom zou het dan nu falen, dacht hij toen hij zijn tent mooi opgevouwen aan de voet van een Mariakapelletje achterliet. Hij was er namelijk absoluut zeker van dat hij ook in staat zou zijn om elke nacht een gratis slaapplaats te kunnen vinden. En zo was het ook. Dit omdat hij op die lange tocht daar zelfs nog geen seconde aan had getwijfeld. Ook niet op momenten dat na uren zoeken er in de verste verte nog geen slaapplaats te bespeuren viel.

Snel had hij een strategie ontwikkeld die hem het vinden van slaapplaatsen moest vergemakkelijken. Hij ging steeds op zoek naar een pastoor in een dorp of stad om als pelgrim naar Santiago om hulp te vragen bij het zoeken naar een slaapplaats. Vaak was het zo dat de pastoor zei van, kom binnen, je kunt hier wel slapen. Of, als dat niet ging, dat hij naar de een of andere parochiaan of boer belde en dat voor hem regelde.

Even vaak werd hij echter afgewimpeld. In Belgie spande een emerituspastoor, die helemaal alleen in een kast van een herenhuis in een groot park woonde wel de kroon. Een vriendelijke parochiaan had hem naar de geestelijke toe gevoerd, nadat hij bij een nonnenklooster was afgewimpeld, ofschoon daar ruim de helft van de zusters van het heilig hart met vakantie naar hun familie was vertrokken. Maar waar zouden ze  dat heilig hart wel hebben gelaten?

Toen de gepensioneerde pastoor de deur opende en de parochiaan hem vroeg of hij voor de nacht eventueel een slaapplaats voor een pelgrim had, antwoorde die meteen, dat het hem contractueel verboden was om onder te verhuren en sloot de deur voor hun beider neus, terwijl zij elkaar verbaasd aankeken. Dat iemand al dan niet er voor voelde om een pelgrim voor de nacht onderdak te verlenen, daarin is natuurlijk ieder vrij, ook een emeritus-pastoor, maar waarom hij dat soort van argumentatie uit de kast haalde, dat was voor beiden een raadsel en ze barsten dan ook in luid gelach uit, dat de geestelijke waarschijnlijk in de gang nog in zijn oren klonk.

Daar hij het verwachtingen hebben al grotendeels had afgelegd, had hem ook dat niet teleurgesteld. Er werd met behulp van de parochiaan gewoon verder gezocht en deze hartelijke, warme persoonlijkheid troonde hem meteen naar een pastoor in een nabijgelegen dorp die naar zijn zeggen voor dit soort zaken wel zou openstaan. In dat gehucht met kerk aangekomen kwam zijn begeleider een groepje bekenden tegen die besloten om hen naar de pastorie te vergezellen.

Toen deze pastoor zijn deur opende en het standaardverhaal te horen had gekregen zag hij hem weifelen en twijfelen. Hij voelde dat ook deze herder een dergelijk verdwaald schaapje het liefst de wildernis had ingestuurd, maar bij het zien van het groepje eigen parochianen moeilijk nog kon weigeren en hem werd daarom min of meer tandenknarsend een plaats in een schuurtje aangewezen waar naast een fiets nog net genoeg plaats was om zijn yogamatje en slaapzak op de tegels tevreden te kunnen uitrollen.

Hij werd ook regelmatig liefdevol en stijlvol onthaald in sommige Franse steden waar de ‘presbytère’, de pastorie nog soms in een eeuwenoud en prachtige huis was ondergebracht en waarin de kamers vaak nog met de oorspronkelijke meubels leken te zijn ingericht.

In een dergelijke stad werd hij op zekere dag inderdaad vorstelijk onthaald en kreeg een kamer toegewezen die in een kasteel beslist niet uit de toon was gevallen. In het gebeeldhouwde bed had best Napoleon nog kunnen overnachten terwijl er voor Josephine nog een royale plaats overbleef. De pastoor vertelde hem dat er de volgende ochtend al vrij vroeg kinderen in de grote tuin achter het huis voor het ontbijt waren uitgenodigd. Zij zouden dan net uit Lourdes zijn teruggekeerd en mocht hij zin hebben om daarbij aanwezig te zijn, dan was hij daar van harte welkom.

 

De volgende morgen drongen al vroeg de kinderstemmen uit de tuin tot hem door en met plezier en een zekere nieuwsgierigheid, voegde hij zich bij hen. De pastoor stelde hem aan de kinderen voor als een pelgrim naar Santiago en er waren er meteen een aantal die meer over zijn reis en zijn ervaringen wilden weten.

Er kwam ook een volwassen man naar hem toe, die zich voorstelde, hem een hand gaf en welkom heette in de stad. Hij hield hem voor een begeleider van de kinderen op hun pelgrimstocht. En dat was wel zo, maar toch iets anders als hij vermoedde.

Van de pastoor had hij gehoord dat er aansluitend in de kathedraal een mis zou worden opgedragen voor de kinderen en dat hij, mocht hij dat willen er ook aanwezig kon zijn. Dat aanbod aangenomen bevond hij zich weinig later te midden van honderden kinderen die liederen zongen uit een boekje waarvan hij ook een exemplaar in zijn handen kreeg gedrukt maar waarmee hij weinig wist aan te vangen omdat hij de melodieën niet kende. Hij wist zich wel door de kinderen helemaal in hun midden opgenomen en dat gaf hem een goed gevoel.

Voor het begin van de mis verscheen er een stoet van zo’n twaaltal priesters en de nodige misdienaars die naar het altaar schreden, een indrukwekkende vertoning. Dat is de bisschop vooraan, fluisterde het kind naast hem in zijn oor.

Aan het einde van de mis, zo herinnerde hij zich terugblikkend, liep de hele stoet van het altaar door het middenpad naar beneden richting uitgang, de bisschop in vol ornaat aan de spits. En hij was vol verbazing dat deze voor hem bleef staan om hem zijn hand te drukken en hem verder naar Santiago goede reis te wensen. Ja, nu pas herkende hij in hem de man in zwart costuum die hij bij het ontbijt in de tuin had ontmoet.

Nu was hij helemaal niet gelovig en zeker geen katholiek, maar dat moment ervoer hij toch als iets heel bijzonders. Heel bijzonder was ook wat na de mis gebeurde. Hij haalde namelijk meteen zijn spullen op in de presbytère en vervolgde gezakt en bepakt zijn weg die weer voorbij de kathedraal liep. Op de brede trappen ervoor zaten nog heel wat kinderen die meteen begonnen te zwaaien en te juichen toen ze hem in het oog kregen.

In schril contrast weer de ontvangst in een klein bedevaartsoord voor Maria, waar er tegenover de basiliek een groot gebouw lag met een immens bord waarop in koeien van letters geschreven stond: ‘Welkom aan de pelgrims’. Bij het lezen hiervan dacht hij dat hij hier niet lang voor een slaapplaats hoefde te zoeken en liep naar de ingang van wat wel een klooster zou kunnen zijn.

Achter de deur bevond hij zich meteen in een grote hal waar aan de overkant een non net begon met de  grote, brede trap naar boven op te lopen. Hij bedacht zich niet lang en riep: ‘Zuster, heeft u een ogenblik?’.

 

De non kwam inderdaad de trap af en hij deed zijn pelgrimsverhaal. Halverwege viel ze hem in de rede en zei: “Sorry, maar we zijn helemaal volgeboekt”. Daarop antwoordde hij: “Maar zuster, ik kom niet voor een kamer maar voor een plaatsje waar ik mijn slaapzak kan neer leggen, twee vierkante meter en eender waar, want voor een kamer heb ik sowieso geen geld. “Wat”, was het antwoord, “Hoe durf je het om hier zonder geld binnen te komen ....”

 

Dat was de derde ontmoeting met een dergelijke energie in een nonnenklooster. Maar er waren ook zusters die het heilig hart op de juiste plaats droegen en waar hij als pelgrim hartelijk werd onthaald en zelfs werd uitgenodigd om aan hun ochtendgebeden deel te nemen. Dat was voor hun zeer zeker een ultiem gebaar van gastvrijheid en vertrouwen dat dan ook graag werd aangenomen.

Hij herinnerde zich ook andere kloosters waar hij had verbleven en waar hij steeds aanbood om te helpen zodat hij vaak in de keuken bij de afwas werd ingeschakeld of een schoonmaaktaak kreeg toebedeeld. Niet alleen hielp hij graag om voor hun gastvrijheid te bedanken, maar hij wilde ook deel nemen aan hun gebedsdiensten, die soms midden in de nacht in de kapel plaats vonden. Hij mediteerde dan op een bankje terwijl de monniken op het koor hun soms bloedige psalmen zongen.

Tijdens een van die meditaties kreeg hij plots beelden uit een ander leven en zag zichzelf als monnik en voelde dat hij toen met da kloosterleven heel gelukkig was. Deze ervaring verzoende hem met de kerk in de zin dat hij er geen negatieve gevoelens meer van over hield.

In een Frans stadje zat hij tijdens de mis helemaal achter in de kerk te mediteren, toen er plotseling op zijn schouders werd geklopt. Toen hij opkeek zag hij zijn buurman, die naar het altaar wees en hem zei dat de priester hem naar voren vroeg. En inderdaad de pastoor wenkte hem en wat bleef er anders over dan zijn uitnodiging te aanvaarden? Voor het altaar en naast de pastoor werd hij weer als de pelgrim naar Santiago voorgesteld die uit het verre Noorden was komen afzakken en die, zo zei de geestelijke, heel graag over zijn ervaringen met de kerkgangers wilde spreken ...

Daar stond hij dan helemaal onvoorbereid voor een publiek dat hem vol verwachting aankeek. Nou ja, dan maak je er maar het beste van om je boodschap van onvoorwaardelijke Liefde uit te dragen en dat zonder op eventueel gevoelige katholieke tenen te trappen. Het moest wel in de smaak zijn gevallen want na afloop van de dienst kwamen toch een groot aantal mensen hem de hand drukken en bedanken voor zijn lekenpreek.

Iets dergelijks gebeurde onderweg in een klein Normandisch dorpje waar de pastoor op het idee kwam dat hij best de zondagsschool kon overnemen om de kinderen over de motivaties en ervaringen van een pelgrim te vertellen. Zo gezegd, zo gedaan en het leek  dat de kinderen het ook hadden gewaardeerd, gezien hun reacties achteraf.

In een dorpskerkje, daarentegen, viel het op dat de geestelijke vanaf de preekstoel het kerkvolk letterlijk met hel en verdoemenis bedreigde als ze niet naar zijn interpretaties van de oude geschriften zouden leven. Hij waande zich meteen in een lang vervlogen eeuw in een afgelegen streek waar de meeste mensen nog nooit hun dorp hadden verlaten ...

In Spanje waren er veel meer overnachtingsmogelijkheden, onder meer de speciale herbergen voor pelgrims waar je voor een paar cent kon slapen en waar meestal ook nog een keuken ter beschikking stond waar ieder zijn eigen potje kon koken. En toch zocht hij ook naar kloosters om te overnachten. In een ervan bleef hij een tijdje om de slaapzaal te onderhouden maar werd al spoedig, weer een grote eer die hem ten deel viel, uitgenodigd om met de monniken te eten. Dat was een hele ceremonie. Ieder ging aan tafel achter zijn stoel staan wachten tot de prior binnenkwam. En die liet wel eens op zich wachten. En, er mocht geen woord worden gesproken, de duur van de hele maaltijd niet. Zo verliep het wachten muisstil tot het geknars en gepiep van een deur de aankomst van het hoofd van de congregatie aankondigde. En pas als die was gaan zitten mocht ook de rest plaats nemen. Hij mocht ook verder met de monniken geen woord wisselen. Er werden er twee aangewezen met wie hij wel verbaal contact mocht hebben.

Na twee dagen had hij in de gaten dat hij bijvoorbeeld op voorhand moest incalculeren hoeveel broodjes hij die dag bij of na de soep nodig had want voor dat je het in de gaten had werd de meestal nog halfvolle broodmand of kaasschotel bliksemsnel van tafel gegrist. Maar hij was gewoon zich aan alle plaatselijke gebruiken aan te passen en hier dus ook.

Op zekere dag moest de abt voor een paar dagen weg en hadden de monniken de vrije hand waarvan uitbundig werd gebruik gemaakt. Aan tafel werd gelachen en gezongen en moppen verteld. Het leek wel een reuze feest, net een kinderfuif bij afwezigheid van de ouders. Ook het eten leek een stuk overvloediger dan gewoonlijk en de broodmandjes en de schotels met kostelijk voedsel gingen van hand tot hand. Toen na enkele dagen de abt terug was, zat ieder er weer in volstrekte stilte en met uitgestreken gezicht aan tafel. Maar hij was echt blij, dat de monniken zich een keer hadden kunnen uitleven. En toen de dag aanbrak dat hij verder wilde trekken werd hem gevraagd of hij niet definitief wilde blijven ...

Natuurlijk had hij ook vele ontmoetingen met andere pelgrims waarvan de meesten altijd klaar stonden om anderen te helpen. Ook viel hem op dat hier niet enkel katholieken onderweg waren, maar ook andere Christenen, Joden en zelfs Boeddhistische monniken in hun traditionele gewaden.

Ook kwamen de pelgrims uit alle delen van de wereld en uit alle leeftijdsgroepen, ook kinderen in begeleiding van hun ouders of het Noorse echtpaar van in de tachtig, maar nog heel fit en goed ter been. En opvallend veel Brazilianen overigens. Een ding hadden ze wel gemeen: Ze waren allen op weg naar meer zelfkennis.

 

Toen hij uiteindelijk in Santiago aankwam begreep hij dat niet alleen het doel de weg  was, maar dat dit ook voor het hele leven gold. Hij begreep eens temeer dat het leven een enkele pelgrimstocht is, een tocht naar zelfkennis en bewustzijn die uiteindelijk uit de dualiteit naar de werkelijkheid moet voeren, maar ook dat verreweg de meeste mensen dat niet klaarspelen omdat ze teveel vechten, omdat ze hun angsten, woede en onzekerheden niet hebben kunnen loslaten.

Dat inzicht werd nog versterkt door het bezoek aan een tibetaanse monnik, zijn laatste bedevaart, die in een grot woonde en slechts sporadisch bezoekers toeliet. Daarom was het eerder een wonder dat hij de man mocht ontmoeten. Aan de andere kant gebeuren de dingen die moeten gebeuren steeds als vanzelf. Het liep tegen Pasen toen hij de grot bereikte en door de monnik hartelijk werd ontvangen.

Het was een opmerkelijk mens en hij zei dat hij eigenlijk in zijn eigen miljeu niet altijd werd aanvaard omdat hij als boeddhist aangaf contact met Jezus te hebben en van hem boodschappen te ontvangen. Dat had hem nog meer nederigheid opgeleverd, zo sprak hij, omdat hij begreep dat door de keuze van Jezus om juist een boeddhistische monnik uit te kiezen voor zijn boodschappen hij zeker wilde aantonen dat niet het geloof het belangrijkste is maar hoe een mens leeft.

Na een tijdje naar het verhaal van de monnik te hebben geluisterd vroeg hij hem of hij bereid was met hem een van Jezus’ boodschappen te delen. De monnik keek hem even diep in zijn ogen, sloot toen de zijne en toen hij ze even later weer opende zei hij. “Het is bijna Pasen een feest dat bij jullie in het Westen een bepaalde betekenis heeft. Jezus heeft mij de werkelijke betekenis van het paasfeest duidelijk gemaakt. En nu begrijp ik waarom ik je moest toestaan om mij te bezoeken. Jij bent de persoon die zijn boodschap moet doorgeven. Ik voel me niet geroepen om te schrijven maar er komen van tijd tot tijd bezoekers die ik telkens een andere boodschap van hem moet doorgeven.

 

Maar laat ik je eerst wat thee aanbieden, zei hij en kookte wat kruidenthee op een houtvuurtje die hij aansluitend voor ons beiden uitschonk. Zwijgend dronken we onze thee en ik keek uit naar zijn boodschap over de waarlijke betekenis van het paasfeest.

Na een tijdje zei hij dat hij in zijn diepste meditaties niet verwonderd zou zijn geweest als Boeddha hem zou zijn verschenen maar dat er plots voor hem een groot Licht verscheen dat dan overging in een menselijke gestalte die zei dat hij Jezus was en dat hij met Boeddha, zijn broeder, diep verbonden was.  En dat gewoonlijk de boodschappen van hem en de Boeddha werden doorgegeven in de culturen waarin zij als Lichtwezens bekend en erkend waren. Maar dat hij het zo kon zien dat door dit gebaar de relativiteit van religies nog eens werd onderstreept. Niet religie is het belangrijkst, niet de theorie, niet de voorschriften, niet de regels of de boeken, maar of de mensen zijn boodschap van onvoorwaardelijke Liefde al dan niet wilden omarmen en leven. En dat gold voor alle culturen, voor alle religies en voor alle volkeren en zelf, had Jezus tot de monnik gezegd, dat hij nooit had gewild dat er uit zijn leer een religie werd opgebouwd, maar dat dit toch is gebeurd en dat door de tijd het geloof zelfs meer en meer van zijn oorspronkelijke boodschap vervreemde.

Als jullie naar de geschiedenis van het paasfeest kijken, dan is het heel, heel belangrijk om mijn werkelijke geschiedenis te kennen, had Jezus daar nog aan toegevoegd. En dat er wel wat details waren die verschillen met dat wat steeds weer wordt verteld.

Hij wist wat hem te wachten stond, zei hij. Hij wist dat hij de diepste processen van vernietiging moest doorlopen. En er waren ook in hem twijfels, angsten en onzekerheden gaf hij toe en dat hij bijna uit het proces was gestapt. Op het laatste moment had hij zich toch met het gebeuren geconfronteerd en het was hem heel duidelijk dat zijn ziel gevaar liep om verscheurd te worden. Het was ook een test of hij moedig genoeg zou zijn om dat te aanvaarden wat er naar hem toe kwam.

Als het iemand duidelijk wordt dat de dood voor de deur staat en dat het sterven met veel pijn en lijden gepaard gaat, dan wordt die mens innerlijk verscheurd en verliest makkelijk alle zekerheid.

 

Het is juist door het aanvaarden en doorlopen van zijn eigen processen dat Jezus mensen heel goed kan begrijpen die zich in een dergelijke nood, in diepe angsten en onzekerheden bevinden. Tijdens de uren van zijn sterven had hij empathie ontwikkeld voor allen. Hij kon daardoor meevoelen met de grootste lafaard. Voor hem is het paasfeest daarom het feest van de empathie. Het feest waarbij men met liefde naar de zwakheden van anderen kijkt en deze mensen in hun zijn accepteert en niet met vingers wijst naar hun zwakheden of om hun gedrag te veroordelen.

Neen, het moest een feest zonder oordelen zijn, had Jezus gezegd. Het moest een feest zijn waarbij ieder begrijpt dat de ander zich op een punt bevindt waar het voor hem moeilijk is en waar hij niet instaat is om bepaalde waarden en principes om te zetten. Pasen moest het feest zijn van het respect voor de levensgeschiedenis van de ander.

 

Als hij nog eens terug blikte naar zijn eigen geschiedenis, had Jezus tegen de monnik gezegd, dan was zijn sterven een reuze overwinning. Want hij wist dat het nu volbracht was. Zijn sterven was een letterlijk vallen in de goddelijke zekerheid. En hij zei ook dat veel mensen voor hun dood zo angstig zijn dat ze de wonderbaarlijke ervaring, wat het sterven in feite is, niet kunnen beleven omdat ze constant op de rem drukken. Hij was er zelf met volle snelheid ingerend. En dat het voor hem wel zo‘n waardevolle ervaring was geweest, dat van jezelf in de dood te werpen, dat hij dat voor niets had willen missen. En dat zijn dood hem had getoond hoe prachtig ook het leven is. Het paasfeest zou ook gevierd kunnen worden om het leven zelf te eren, had Jezus nog gezegd.

Het zou hierbij niet om de wederopstanding gaan die zo in de religie naar voren wordt geschoven. Hem ging het veeleer om in het ogenblik van het sterven te erkennen in hoeverre men eerlijk en intensief had geleefd en dat men ook ziet in welke mate men open stond voor het leven zelf.

Mensen die met getrokken handrem sterven leven ook zo, voegde hij er nog aan toe. En dat dit betekent dat ze het geheim van het leven niet hadden begrepen, maar vol angsten en onzekerheden hun hele leven hadden geleefd en er dus niets van hadden begrepen.

Veel mensen remmen, had Jezus gezegd. En dat we kunnen aannemen dat ten minste negentig percent van de mensheid constant op de rem staat en niet de eigen persoonlijke waarheid leeft. Hij zei ook, vervolgde de monnik zijn verhaal, dat zijn paasboodschap aan de mensheid geen ander is dan een uitnodiging om eindelijk eens te gaan leven, om eindelijk eens de innerlijke stem te volgen en niet het verstand, om zo de stappen te kunnen zetten die men werkelijk voelt te moeten zetten. Maar helaas volgen verreweg de meesten wat anderen hun voorhouden en dus de manipulaties van vanuit de buitenwereld.

Dit constant gemanipuleer vanuit de samenleving, vanuit de omgeving moest eindelijk voor ieder duidelijk worden. Het moest een halt worden toegeroepen, was zijn boodschap. De mensen moesten zichzelf toestaan om enkel vanuit de diepte van hun hart te werken en niet conform al dat gemanipuleer van buiten, in welke vorm ook.

Het is broodnodig dat de mensen eindelijk beseffen dat ze niet alleen moeten openstaan voor het leven maar ook voor het sterven, had hij gezegd. Deze bereidheid en overgave als het levenseinde in zicht komt maakt dat de ziel direct in Gods schoot valt. Remt de ziel en opent zich niet voor het proces van het sterven dan is het alsof ze niet door de wand kan stappen tussen leven en dood, tussen de materiele en de geestelijke wereld. Zo blijft er een deel in de materiele wereld hangen en God roept en roept en roept, maar het is heel moeilijk om door deze wand te gaan als men constant op de rem staat. En dat doet men als men angstig is. Jezus besloot zijn boodschap, zei de monnik met deze woorden: “leef radicaal maar sterf ook radicaal. Dat betekent niet met geweld, het betekent dat men zich heel, heel diep opent”.

De monnik stond op om nog wat thee in te schenken. En weer volgde tijdje een absolute stilte waarin zijn woorden, de paasboodschap van Jezus, in de oren van de pelgrim nog naklonken. In uw oren ook?

In zijn oren klonken ze nog lang na want het bracht hem het inzicht dat de ultieme pelgrimsweg het leven zelf is, dat het leven heilig is en dat de ontmoeting met elk mens een geschenk betekent, een spiegel ook, die hoe pijnlijk spiegels ook kunnen zijn, we moeten begrijpen dat nooit iets toevallig gebeurt maar dat alles wat op het levenspad verschijnt noodzakelijk is voor verdere groei. Het leven zelf als ultieme pelgrimsweg lag open en bloot voor hem en hij begaf zich op weg met de zekerheid dat hij andere pelgrimswegen niet meer nodig had.

http://www.elias-medium.info/NL/