De Epifyse zit tegen het dak van de tussenhersenen, om precies te zijn aan de bovenkant van het derde ventrikel. Deze klier is zo groot als een gedroogde erwt en weegt nauwelijks 200 milligram. Het is een typische jeugdklier die na het tiende levensjaar begint af te nemen. Het afscheidingsproduct van de epifyse heeft tot de pubertijd een remmende werking op de hormonale activiteit van de geslachtsklieren. Dan op een zekere tijdstip, bepaald de mysterieuze klok des levens, wordt de epifyse buiten werking gesteld, en geven de adenohypofyse(hypofysevoorkwab) de geslachtsklieren het sein dat de productie van geslachtshormonen kan beginnen. De huidige westerse wetenschap is nog niet zover en heeft nog niet zoveel feiten over de functie van deze hormoonklier verzameld, hoewel ze de hormonen serotonine, melatonine en Dimethyltryptamine (DMT) hebben ontdekt. Waargenomen effecten van melatonine op het immuunsysteem zijn onder meer de toegenomen productie van natural killer cellen, stimulering van de fagocytose en bevordering van de groei van beenmergcellen en over antikanker eigenschappen beschikt.

 

De wetenschap heeft ontdekt, dat de epifyse op een ritmische wisseling van licht reageert. En dat het een neurovegatatief controle orgaan is en de meeste hormonale invloeden, bijvoorbeeld die van het geslacht en of stofwisselingshormoon kan afremmen. Ze beschikt over een zogenaamde circadiaans ritme en over een grotere met jaargetijden samenhangende ritme. Ze is het hart van de psychomatische controle, zoals word gesuggereerd door haar ligging midden in de hersenen.

De vele aanwijzingen geven aan dat de pijnappelklier een fijngevoelig neuronaal en endocrien regelorgaan is, dat communiceert door middel van onder andere een combinatie van neuronale elektrische activiteit en een assortiment hormonen waarvan een gedeelte psychoactief is. Wat de pijnappelklier als verzameling zachte weefsels uniek maakt zijn de microscopische bolletjes ('hersenzandkorrels') in de cellen, die bestaan uit concentrische lagen van naaldvormige calciet-, apatiet- en magnetietkristallen. De laatste zijn gevoelig voor sterkte- en richtingsveranderingen in het aardmagnetisch veld.