India kent al duizenden kent al duizenden jaren een sterke niet-dualistische traditie, die ‘vedanta’ wordt genoemd. Dit betekent letterlijk het einde van de Veda’s, het punt waar je niets meer hebt aan heilige teksten, waar elke lering zwijgt en bewustheid daagt. Een samenvatting uit het boek van Deepak Chopra.
Er bestaan namelijk vier vedische geschriften, de 4 Veda’s, die ten grondslag liggen aan het huidige Hindoeïsme. De Rigveda, de oudste van de vier Veda’s dateert naar men denkt van meer dan drieduizend jaar geleden en is misschien nog wel veel ouder.
‘Hoe weet U of God echt is?’ vroeg een leerling eens aan zijn goeroe.
De goeroe antwoordde: ‘Ik kijk om me heen en zie de natuurlijke orde van de schepping. In de eenvoudigste dingen schuilt onmetelijke schoonheid. Je voelt je levend en je ontwaakt in de oneindige majesteit van de kosmos, en hoe dieper je kijkt, hoe verbluffender de schepping is. Wat zou je verder nog nodig hebben?’
‘Maar dat bewijst niets’, protesteerde de leerling.
De goeroe schudde zijn hoofd. “Dat zeg je alleen maar omdat je niet werkelijk kijkt. Als je een minuut lang een berg of een regenwolk kon zien zonder het obstakel van je twijfels, zou het bewijs van god ogenblikkelijk worden geleverd.’
‘Zeg me dan wat er geopenbaard wordt’, drong de leerling aan. ‘Per slot van rekening heb ik dezelfde ogen als U’.
‘Iets eenvoudigs, iets dat onverdeeld, ongeboren, eeuwig massief als steen, grenzeloos, onafhankelijk, onkwetsbaar, gelukzalig en alwetend is’, antwoordde de goeroe.
De leerling zei wanhopig: ‘Ziet U dat allemaal? Dan geef ik het op, want ik zal zo’n wonder nooit leren zien.’
‘Dat heb je mis’, zei de goeroe. ‘We zien allemaal de eeuwigheid in elke richting, maar we geven de voorkeur aan haar op te delen in stukjes tijd en ruimte. Het AL heeft echter een hoopgevende eigenschap. Het wil zich met ons delen. Als de goddelijke geest zich met ons wil delen en wij bereid zijn dat te aanvaarde, wordt eenheid mogelijk. Het belangrijkste uitgangspunt van de Vedanta is eenvoudig dat dualiteit te zwak is om eeuwig te kunnen standhouden. Elke zonde en illusie vindt in de tijd haar einde. Hoe diep je ook slaapt, er komt een moment dat je wakker wordt. In de Vedanta zegt men dat eeuwig gelukzalig bewustzijn (sat chit ananda) het enige werkelijke is. Die woorden zijn een belofte dat het eeuwige mij wacht wanneer het tijdelijke ten onder gaat, dat gelukzaligheid genot overleefd en dat slaap wordt gevolgd door ontwaking. In die eenvoud stort het concept dualiteit in en wordt de eenheid achter elke illusie geopenbaard.’
De wijze Vasishtha was een van de eerste mensen die begreep dat de wereld die we ervaren altijd het filter van onze rede is gepasseerd. Wat ik mij kan voorstellen is een product van mijn levenservaringen tot nu toe, en dat is slechts een uiterst klein segment van wat ik zou kunnen kennen. Vasishtha zelf schreef:
Oneindige werelden komen en gaan
in de wijde uitgestrektheid van het bewustzijn,
als stofjes die dansen in een lichtbundel.
Dit herinnert ons eraan dat de stoffelijke wereld niet meer is dan een product van mijn bewustheid, net als de hemel. Ik heb dus het recht te proberen de geest van het AL te kennen. Een reis die begint in stilte en mysterie, eindigt bij mijzelf.
Heel de wereld ligt in de eigen persoonlijkheid besloten,
en als je weet hoe je moet kijken en hoe je kunt leren,
dan is daar de deur en heb je de sleutel in je hand.
De Nederlandse neurofysicus Herms Romijn geeft een prachtige synthese van het spirituele en wetenschappelijk denken in zijn lange artikel, About the Origins of Consciousness: A new multidisciplinary perspective on the relationship between brain and mind ( Amsterdam, Academie van wetenschappen, 1996). In dit opmerkelijke artikel zegt Romijn dat conventionele modellen van de hersenen niet in staat zijn de elementaire functies van de geest te verklaren, met name het geheugen. Nadat hij de belangrijkste theorieën over de geest met elkaar had vergeleken, kwam Romijn tot een combinatie van kwantumtheorie en de oude Vedanta, Die samen de Universele manier zijn waarop we ons een idee kunnen vormen van een universele geest die fungeert als bron van onze gedachten.
De populaire opvatting is dat de hersenen functioneren als een P.C. (Personal Computer) die is opgebouwd uit organisch materiaal, ‘een computer van vlees’, was de onvergetelijke omschrijving van een onderzoeker. Andere onderzoekers denken dat de hersenen de laatste halteplaats stroomafwaarts zijn, het eindpunt van de impulsen die begonnen zijn in het virtueel domein, door het kwantum-niveau stromen en eindigen als elektrische flitsen langs de stammen en takken van onze neuronen.
Sinds de komst van CT-scans, MRI-scans en NMR-tomografie hebben we iets te zien gekregen van de hersenen als productiecentrale van energie. Maar de hersenen en de geest zijn niet hetzelfde – dat is de les die moderne fysica ons probeert te leren. Sommige hersenoperaties kunnen alleen uitgevoerd worden terwijl de patiënt wakker is, bij bewustzijn, en in staat vragen te beantwoorden. Als je tegen zo’n patiënt praat en hem vraagt zijn arm op te tillen, doet hij dat zoals ieder ander, ook als is een gedeelte van zijn schedeldak verwijderd en staat de hersenschors bloot aan de lucht. Neem vervolgens een elektrode en stimuleer een gedeelte van de hersenen, zodat die zelfde arm plotseling in beweging komt. De beweging is gelijk aan de eerdere, toen de patiënt gevraagd werd zijn arm op te tillen. Er is echter één groot verschil. Als je in het eerste geval de patiënt vraagt wat er gebeurd is, zal hij zeggen: ‘ik heb mijn arm opgetild.’ Als je hem in het tweede geval vraagt wat er gebeurd is, zal hij antwoorden: ‘mijn arm bewoog’.
Ondanks de uiterlijke overeenkomst, de arm kwam in beweging, was de eerste handeling een kwestie van wil en verlangen; het was niet uitsluitend een kwestie van de hersenen, er kwam een mysterieuze entiteit in actie die we ‘ik’ noemen. Een dergelijk experiment werd uitgevoerd door de baanbrekende Canadese neurochirurg Wilder Penfield, die hieruit concludeerde dat onze hersenen en onze geest twee verschillende dingen zijn. Een van de eerste en meest steekhoudende argumenten voor het ‘geestveld’ is te vinden in Penfields boek ‘The mystery of the Mind, Princeton University Press, Princton NJ
Tegenwoordig weten we dat de twee, de hersenen en de geest, op veel meer punten van elkaar verschillen.
▪ Als je mij mijn naam vraagt, geef ik je die met een flits van activiteit in mijn hersenschors. Maar er komt geen activiteit aan te pas om mijn naam te “weten”.
▪ In de winkel moet ik besluiten of ik vanille- of chocolade-ijs zal kopen. Terwijl ik over die keuze nadenk zijn mijn hersenen actief, maar degene die moet besluiten – degene die kiest tussen A en B – is niet in de hersenen te vinden.
▪ Stel dat jij en ik een eeneiige tweeling zijn die naar een schilderij van Picasso staan te kijken. Ik zeg dat ik het mooi vind, jij vind het niet mooi. Het vergt hersenactiviteit om onze mening onder woorden te brengen, maar het verschil in smaak bevindt zich niet in de hersenen.
▪ Ik zit in een vliegtuig en maak mij zorgen over de voordracht die ik moet houden als we geland zijn. Dan val ik in slaap en zit een poosje te soezen. Als ik wakker word weet ik precies waarover ik het zal hebben. De overgang van onzekerheid naar zekerheid is geen meetbare gebeurtenis in de hersenen, omdat ik niet bewust heb gedacht toen ik sliep.
▪ Terwijl jij op de bank zit lezen schiet je plotseling de naam van een oude vriend te binnen. Even later gaat de telefoon: de vriend in kwestie belt je op. Aan het binnen brengen van de naam is hersenactiviteit te pas gekomen, maar geen enkel hersenmechanisme had die samenloop van omstandigheden ( betekenisvolle toevalligheden) teweeg kunnen brengen.
▪ Je ontmoet op een feestje iemand die je niet kent, en in een ogenblikkelijk besef van aantrekking weet je dat dit degene is met wie je zult trouwen. Na verloop van tijd doe je dat en blijkt dat de ander precies hetzelfde gevoel had ten aanzien van jou. De hersenen zijn misschien verantwoordelijk voor de hormonale aantrekking, of zelfs voor de mentale en emotionele impulsen die jullie voor elkaar tot ‘de ware’ maakt. Maar ze kunnen nooit verantwoordelijk zijn voor de gelijktijdigheid van jullie besef.
Penfield verdiepte zich ook op een veel technischer niveau in de mysterieuze samenhang tussen hersenen en geest. Toen hij met het werk begon in de jaren dertig van de twintigste eeuw, had de wetenschap nog niet onomstotelijk vastgelegd dat de geest een schim was die door neuronen in het leven werden geroepen. Tegen de jaren zeventig was hem duidelijk dat talloze deskundigen ‘mij, als ze konden, zonder enige twijfel het zwijgen zouden opleggen voordat ik over de geest en de hersenen begon te spreken. Omdat de geest gezien zijn aard onmogelijk een positie in de ruimte kan innemen, zeggen ze, is er maar één fenomeen waarmee we rekening moeten houden, namelijk de hersenen.’ Dat weerhield Penfield ( en een andere, even moedige neuroloog, Sir John Eccles) er niet van een voor de hand liggende vraag te stellen. Waar in de hersenen zijn mechanismen te vinden van intuïtie, creativiteit, inzicht, voorstellingsvermogen, begrip, bedoeling, weten, de wil, besluitvorming en de spirituele aspecten van de geest? Geen van de hogere hersenfuncties is in staat de eigenschappen te creëren die ons tot “mens” maken. Moeten we ze dan maar wegwuiven als illusies of de discussie op de lange baan schuiven door te zeggen dat ze waarschijnlijk het resultaat zijn van nog niet ontdekte genetische combinaties.
Een van de vele constateringen van Penfield was dat de hersenen herinneringen vasthouden. Ook als we slapen. Patiënten die uit een ernstig coma ontwaken beheersen nog steeds hun taal en kennen hun levensgeschiedenis. Ongeveer één procent van de operatiepatiënten onder diepe narcose zeggen dat ze konden horen wat de chirurgen rondom de operatietafel zeiden en herinnerden zich zelfs details van wat er tijdens de operatie gebeurd was. Daarom meende Penfield, hoewel hij niet wist hoe het in zijn werking ging, dat geest beschikt over een eigen bron van energie. Op een andere manier krijgt hij ook energie uit de hersenen – als de hersenen afsterven of functies kwijtraken, zoals na een herseninfarct, worden sommige of alle mentale activiteiten afgebroken. Maar energie in de hersenen is niet voldoende om te verklaren hoe de geest letsel overleeft.
Hersenen die tot vier minuten lang (als het lichaam erg koud is iets langer) totaal geen zuurstof krijgen, kunnen hun mentale functies volledig herstellen. Gedurende de periode van zuurstoftekort komen de mechanismen van de hersenen stil te liggen. Onder diepe narcose zijn er vrijwel geen hogere hersengolven, waardoor voor de hersenschors onmogelijk is iets te gecompliceerds te doen zoals zich herinneren wat de chirurg heeft gezegd. Dat de geest hersenletsel overleeft en onder narcose blijft functioneren, is een sterke aanwijzing voor het afzonderlijk bestaan van de geest. Penfield verwoordde zijn conclusie heel eenvoudig: ‘ (…) het is de geest die ervaart en zijn de hersenen die ervaringen registreren.’ Hij concludeerde dat de geest een soort onzichtbaar energieveld rondom de hersenen was, dat misschien zelfs de hersenen controleert. Wij zouden liever ‘informatieveld’ zeggen dan ‘energieveld’, denk ik, omdat de hersenen kennelijk informatie verwerken die stroomt en verbonden is met al het bestaande.
Zodra we het begrip ‘veld’ gebruiken, zetten we een stap in het gebied van het kwantum-domein. De hersenen zijn een ding, met stoffelijke structuren zoals een schors en limbisch systeem. Een veld is geen ding. Het magnetische veld van de aarde oefent aantrekking uit op elk ijzerdeeltje, zodat het zich de ene of de andere kant op verplaatst, maar er is geen zichtbaar of tastbaar iets dat trekt en duwt. Op dezelfde manier zorgt de geest ervoor dat de hersenen deze of die kant opgaan. Denk een aan het woord ‘Racoon’ (Wasbeer). Denk dan eens aan het woord ‘Rangoon’ (hoofdstad van Birma). Het eerst woord heeft een eigen geluid en betekenis, die in de hersenen corresponderen met een specifiek golfpatroon. Ook het tweede woord kent een uniek patroon. Het vergt dus een radicale verschuiving om van het ene woord naar het andere woord te gaan, en daar komen miljoenen neuronen aan te pas. Wat veroorzaakt die verschuiving? Het eerste patroon moet volledig verdwijnen om het tweede mogelijk te maken; er is geen schakel tussen de twee die de overgang mogelijk maakt. Racoon wordt uitgewist (samen met je mentale beeld van een wasbeer) opdat Rangoon zijn plaats in kan nemen (samen met je voorstelling ervan op de kaart en alles wat je weet over de geschiedenis van Birma). Daartussen ligt slechts een gapende leegte, zoals de zwarte streep tussen twee filmbeeldjes.
Toch is die kloof, die geen enkele hersenactiviteit laat zien, op een of andere manier miljoenen neuronen te ordenen. Hij kent het verschil tussen wasbeer en Rangoon, zonder dat jij het verschil hoeft uit te werken – in feite heeft de wil niets te maken met de ordening van zelfs maar één hersencel tot het ongelooflijk ingewikkeld patroon dat nodig is om een woord te produceren. Het gebeurt allemaal automatisch, zonder enige investering van energie – dat wil zeggen, hersenenergie. Misschien bestaat er in de kloof een ander soort energie. Eccles deed de beroemde uitspraak: ‘God bevindt zich in de kloof.’ Hij bedoelde daarmee dat de lege ruimte in de hersenen, de kleine synapsen (Zie neuronen en dendrieten) tussen twee zenuwuiteinden, het onderkomen zijn van de hogere geest , omdat dit in de stoffelijke materie van de hersenen niet te vinden is.
Onze geest is een essentieel instrument bij het zoeken naar de hogere geest. We vertrouwen op het intellect en luisteren er naar; we geven gehoor aan zijn impulsen; we nemen zonder meer aan dat het accuraat is. Bovendien interpreteert het de wereld en geeft het haar betekenis. Voor iemand die depressief is, is de aanblik van roodgloeiende Tahitiaanse zonsondergang een afspiegeling van zijn verdriet, terwijl diezelfde signalen op het netvlies van iemand anders een gevoel van verwondering en vreugde oproepen. De hersenen registreren de zonsondergang, zoals Penfield zou zeggen, maar alleen de geest kan ervaren. Zoeken naar hogere geest, willen we dat onze interpretaties nog hoger gaan dan het intellect ons brengen kan, zodat we de geboorte en dood, goed en kwaad, hemel en hel kunnen begrijpen. Als dit begrip zich uitstrekt tot de geest in zijn spirituele aspect, moet er een verbinding bestaan tussen twee onzichtbare velden, geest en ziel, willen we er eng vertrouwen in hebben. De hogere geest verlangt de zorgvuldigst denkbare reactie van het mentale aspect van de geest. Als dat verward of onvoldoende afgestemd is, zal de reis terug naar de hogere geest nooit volledig slagen. Daarin spelen verschillende factoren een rol, maar wat betreft de verbinding tussen geest en hersenen heeft Valerie Hunt, een onderzoeker met zowel een graad in zowel psychologie als fysiologie, in haar boek ‘Infinite Mind (1989)’ een aantal belangrijke verbanden gelegd. Nadat ze haar proefpersonen had verbonden met een elektro-encefalograaf, stelde ze vast dat bepaalde golfpatronen in de hersenen in verband gebracht kunnen worden met ‘hogere’ spirituele ervaringen. Deze ontdekking was een voortzetting van eerder onderzoek, dat nu, 2013, vier decennia oud is, waarin werd vastgesteld dat een diepe meditatieve toestand de patronen van de alfagolven in de hersenen verandert, evenals de hartslag, ademhaling en bloeddruk.
De transcendentale toestand, één van de vier bewustzijnstoestanden (Waaktoestand, Slaaptoestand, Droomtoestand, Transcendentale toestand (Meditatie)), die zich kort na het begin van de meditatie voordoet en gekenmerkt wordt door een toename van de alfa-golven activiteiten in de centrale – en frontale hersenkwabben. Dit is de uitkomst van het onderzoek welks is verricht in de jaren zestig van de twintigste eeuw door de Amerikaanse fysioloog Robert Keith Wallace. Men kwam toen voor het eerst met natuurwetenschappelijke methoden de veranderingen in geest en lichaam op het spoor die tijdens meditatie fasen optreden.
Uit slaap- en droomonderzoeken weten we dat zich in deze beide bewustzijnstoestanden belangrijke ontstressingsprocessen voltrekken en spanningen van de dag verwerkt kunnen worden. Met name in een bepaalde fase van diepe slaap, die per nacht vier of vijf keer twintig minuten lang optreedt, worden onze hersenen zeer actief. De oogappels bewegen plotseling snel heen en weer, alsof ze een imaginaire pingpongbal volgen. De slaaponderzoekers noemen die de REM-fase, Rapid Eye Movement.
Zo schijnen ook meditatieve toestanden te werken. Ze zijn geschikt om diepgewortelde stress-symptomen op te lossen en dragen ertoe bij lichaam en geest te ontspannen en te herstellen. Tijdens de transcendentale toestand gebeurt er echter aanzienlijk meer dan in de droomfase. De regelmatige alfagolven duiden erop dat ons bewustzijn tijdens de meditatie klaarwakker is. Tegelijkertijd zijn we op de meditatieve weg in ons persoonlijk centrum beschermd tegen omgevingsprikkels. Terwijl in wakende toestand op elke stoornis meteen een blokkade van de alfagolven volgt, blijven we tijdens de meditatie ontspannen en kalm. Omgevingsprikkels beïnvloeden de elektrische hersenactiviteiten nauwelijks of helemaal niet tijdens meditatie. Het constante alfaritme breidt zich al enkele minuten na het begin van de meditatie uit over de middenhersenen en de voorhoofdskwab en heeft daar harmoniërende werking, isomorfisme. In de harmonie van de alfagolven (gewoonlijk 8-9 Hertz) gebeurt iets wat sommige wetenschappers met verbazing vervuld: de trillingen betrekken de gewoonlijk minder actieve rechterhersenhelft erbij. Op eens worden de processen in beide hersenhelften gesynchroniseerd.
Dat is belangrijk, want in de linkerhersenhelft, die bij ons altijd dominant is, is volgens de meeste recente inzichten verantwoordelijk voor het analytisch-logisch denken. In de rechter hersenhelft verlopen de creatief-abstracte processen; daar schijnt intuïtie, de toegang tot fijnere bewustzijnsgebieden, gelokaliseerd te zijn.
Na een hele reeks van onderzoekingen neemt dr. Bernard Glueck aan dat tijdens een bepaalde fase van de meditatie enkele miljarden hersencellen in de rechterhersenhelft bij het actieve netwerk worden betrokken. Als deze veronderstelling juist is, kan daarmee de expansie van de bewuste waaktoestand en van het vermogen tot verwerking worden verklaard.
Meditatie kan dus de hersenen op talrijke positieve manieren beïnvloeden. De fysieke gevolgen van even ergens rustig zitten en op je innerlijk concentreren blijken onvoorstelbaar veelomvattend te zijn. Het heeft lang geduurd voordat dit raadsel werd opgelost. Onderzoekers moesten opboksen tegen de westerse aanname dat meditatie een mystieke of op zijn best een religieuze praktijk was. Tegenwoordig beseffen we dat door meditatie zowel de prefrontale cortex – de zetel/ontvanger van het hoger denken – wordt geactiveerd als ook de vrijlating van neurotransmitters wordt gestimuleerd, met inbegrip van dopamine, serotonine, oxytocine en hersenopiaten. Al deze stoffen, die van nature in de hersenen voorkomen, kunnen we koppelen aan verschillende aspecten van geluk. Dopamine heeft een kalmerende uitwerking; serotonine wordt verbonden aan een groter gevoel van eigenwaarde; oxytocine wordt inmiddels als het genotshormoon beschouwd (met hogere concentraties als iemand seksueel opgewonden is); opiaten zijn de lichaamseigen pijnstillers die onder andere het roesgevoel veroorzaken die sporters na een zware inspanning kennen. Als we door meditatie een hogere concentratie van dit soort neurotransmitters teweeg kunnen brengen, ligt het voor de hand dat meditatie ook een doeltreffender manier moet zijn om de predispositie van de hersenen voor geluk te beïnvloeden. Er bestaat geen enkel geneesmiddel dat gelijktijdig de gecoördineerde vrijlating van al deze stoffen kan choreograferen.
Dr. Valerie Hunt was ook geïnteresseerd in de vraag waarom mensen ‘geen’ spirituele ervaringen hebben. Daartoe besloot ze uit te gaan van de veronderstelling dat we allemaal van nature verbonden zijn met de totaliteit van het energieveld en de informatie van de geest, zoals we allemaal verbonden zijn met de delen die nodig zijn om te denken/ontvangen. Het is een eenvoudige maar verstrekkende hypothese. Waarom sluiten we de spirituele aspecten van de geest af?
‘Het probleem is altijd angst voor de heftige emoties op het mystieke niveau’, zegt Hunt, ‘ervaringen die zo werkelijk en diepgaand zijn, dat we ze slechts met moeite kunnen bevatten en aanvaarden (…) We zouden deze blokkades ook kunnen beschrijven als de onwil van onze prioriteiten en onze ideeën over Wiraqocha (Schepper/God van de Inca’s) en onszelf te veranderen.’ Het geestveld lijkt wel een mijnenveld.
(Verscheidene wetenschappers staan achter de opvatting dat de geest niet gelokaliseerd is in de hersenen, maar zich uitstrekt als een krachtveld buiten ruimte en tijd. Een van de meest welsprekende denker over de niet-gelokaliseerde geest is Rupert Sheldrake. Zijn belangrijkste boek op dit gebied is nog steeds ‘The presence of the Past, Times Book, New York, 1988’: een informelere bespreking van de vraagstukken van wetenschap en spiritualiteit is te vinden in het boek ‘Natural Grace ’geschreven door Matthew Fox en Rupert Sheldrake, Double Day, New York 1996 (Wetenschap en Spiritualiteit, Kosmos, Utrecht 1997).
Het unieke van Sheldrake is dat hij vindingrijke experimenten ontwikkelt om het bestaan van het geestveld te bewijzen. De voorstellen, die de lezer uitnodigen zelf mee te doen, zijn te vinden in zijn boek ‘Seven experiments That Could Change the World, Riverheads Books, New York
Deze spirituele ‘verlamming’ is niet alleen te wijten aan de beperkingen van de hersenen. Al vóór Hunt hadden onderzoekers geconstateerd dat, als de rechterhersenhelft even geen zuurstof krijgt, de activiteit ervan toeneemt, zodat de illusie van ‘opgaan naar het licht’ ontstaat. Hetzelfde zwevende gevoel, de sensatie dat men zich buiten het lichaam bevindt, gevoelens van extase en transcendentie, zelfs visioenen van overledenen en engelen die wenken naar het licht zijn verschijnselen die geïmiteerd kunnen worden door zuurstof tekort of door proefpersonen te laten rondwervelen in de grote centrifuges die gebruikt worden om astronauten te laten wennen aan de ervaring van de sterke invloed van de zwaartekracht. Maar het opwekken van de ervaring is niet hetzelfde als het ondergaan ervan; centrifugale krachten zuurstofgebrek hebben geen spirituele component, terwijl mensen die een bijna-doodervaring hebben doorgemaakt (afgezien van Yogi’s en heiligen die eraan gewend zijn geraakt te leven in licht) vertellen over diepgaande spirituele veranderingen. Als de hersenen normaal gesproken een heel scala aan ervaringen wegfilteren – en we weten dat ze dat doen – is de grofste manier om toegang te krijgen tot hogere dimensies helaas misschien beschadiging of zuurstofgebrek. De hersenen moeten zich aan elke hogere ervaring aanpassen. Er zijn hersengolven nodig om de wervelende, chaotische energie van kwantum-soep om te zetten in herkenbare beelden en gedachten. Hunt denkt dat, als je de hersenactiviteit meet van iemand die bereid is een spirituele ervaring te ondergaan en die in dit opzicht niet verlamd of geblokkeerd is, dit ander patronen te zien geeft dan bij iemand die wel geblokkeerd is. Ze ging een stap verder dan haar EEG-resultaten door vijf toestanden van psychische ‘verlamming’ te noemen, die spiritualiteit uitsluiten. Zij hebben alle vijf wortels in de oorspronkelijke ervaring – een vluchtig contact met God – die betrokkene niet heeft kunnen integreren in het al bestaande zelfbesef. De vijf geblokkeerde ervaringen zijn:
1. De ervaring van een goddelijke energie of tegenwoordigheid.
2. Het plotseling inzicht in de eenheid van verleden, heden en toekomst.
3. Het verkrijgen van helende vermogens.
4. Een gebed dat ondanks een ‘goed’ leven onbeantwoord blijft – het gevoel door God in de steek gelaten te zijn.
5. Zintuigelijke overbelasting van het zenuwveld wanneer ‘het licht’ optreedt.
Dit zijn verschillende, hoewel verwante ervaringen, en iemand die ermee te maken krijgt voelt zich geschokt en in de war, ook als is het vaak een heel positieve gebeurtenis.
Men zou met enig recht kunnen zeggen dat het christendom zich niet had kunnen handhaven als Saulus, op weg naar Damascus, niet verblind was geworden door het licht, toen Jezus de woorden sprak: ‘Saul, Saul, waarom vervolgt gij mij?’ (Handeling 9:4). Maar deze overweldigende ervaring bevatte een paar van de hierboven genoemde obstakels. Saulus hele geloofsstructuur werd getart. Hij moest deze plotselinge confrontatie met God als een volstrekte realiteit in zichzelf integreren en dat kostte hem een zware innerlijke strijd. Het zintuigelijk geweld van de ervaring veroorzaakt een dagen durende blindheid. We stellen ons voor dat de Boeddha, zittend onder de bodhi-boom, vastbesloten zich te bevrijden van de knellende invloed van het intellect, vrijwillig dezelfde innerlijke strijd aanging. Alle vormen van spirituele doorbraak hebben gemeen dat een ineenstorting niet ver weg is.
“Neurotische verdedigingsmechanismen als ‘ik ben niets waardig’ en ‘ik heb een gering gevoel van eigenwaarde’ worden tegelijk geactiveerd en bedreigd.
Het angstige gevoel ontstaat dat er een kwaadaardige of duivelse kracht actief is; dit gevoel uit zich in angst voor krankzinnigheid of de overtuiging dat er sprake is van waanbeelden met een externe oorzaak.
Het zelf probeert zich tevergeefs zich volgens de oude patronen te handhaven, uit angst dat veranderen is een soort sterven betekent. De afwezigheid van een teken van God, zoals een stem of een visioen, geeft de ervaring een onwerkelijk aanzien, alsof ze losstaat van de wereld.
De gewoonte dualistisch te denken, om verleden, heden en toekomst als gescheiden toestanden te zien, wil zich handhaven.
Als bijeen kan de reis naar God(Maya) ernstige gevolgen hebben omdat de hersenen zich moeten aanpassen aan een nieuwe manier van gewaarworden.Geloof heeft veel invloed; het kan een zo diepe indruk in de hersenen achterlaten, dat zelfs de meest opmerkelijke ervaring geen doorbraak naar een nieuwe realiteit geeft vanwege de geconditioneerde opvattingen.
Ik denk (Deepak Chopra) dat de gebeurtenissen in het leven zich niet willekeurig ontvouwen; ons materialistische wereldbeeld zegt dat misschien wel, maar ieder mens kent keerpunten in zijn leven en we hebben allemaal, verwonderd of verbijsterd, gezien dat ons een les werd geleerd precies op de momenten dat we het nodig hadden.
Met andere woorden, een verborgen intelligentie lijkt te weten wanneer en hoe we getransformeerd kunnen worden, vaak op momenten dat we het helemaal niet verwachten. Transformatie is eigen aan inspiratie – instroom van geest – en geen enkel model van de hersenen heeft zelfs maar bij benadering kunnen verklaren hun een groepje neuronen zichzelf kan veranderen. Een stroming binnen de neurologie houdt vast aan de gedachte dat de menselijke hersenen een bijzonder veelzijdige computer zijn, maar computers worden niet op een ochtend wakker met het idee dat ze een nieuwe houding tegenover het leven moeten ontwikkelen. En ze kennen evenmin momenten van spiritueel ontwaken, terwijl mensen die momenten voortdurend doormaken. Computers ontdekken niet plotseling de betekenis van een idee. Voor hen is elke hoeveelheid ingevoerde informatie gelijk, een verzameling nullen en enen die gerangschikt zijn volgens een gecodeerde taal. De e-mail van gisteren heeft evenveel betekenis als het Nieuwe Testament, niet meer en niet minder.
Inspiratie is een volmaakt voorbeeld van de manier waarop het onzichtbare niveau van de realiteit te werk gaat. Het kan zij dat iemand nog niet klaar is om het inzicht te aanvaarden en daarom een kans op transformatie aanvaard mist, maar dat is bijzaak. De geest is groter dan welk individu ook. Jouw geest is geen computer; hij is een levendige intelligentie die zich ontwikkelt; daarom zijn nieuwe inzichten noodzakelijk. Het ware inzicht komt voort uit het denken buiten de gebaande paden.
In de primitieve stadia van de evolutie werd het leven fysiek complexer – groene algen bijvoorbeeld werden planten door een complexer vermogen tot het gebruik van zonlicht te ontwikkelen. De hogere evolutie vindt plaats in de geest – zoals bijvoorbeeld een Einstein ontstaat. Maar de sprong van algen naar planten was een sprong in intelligentie, een moment van inspiratie, net als de ontdekking van de relativiteitstheorie.. In tegenstelling tot de hersenen kan de geest sprongen maken, oude beperkingen overwinnen en genieten van de verrukkingen van de vrijheid.
Inspiratie betekent op elk niveau een stap naar grotere vrijheid; en vrijheid is een keuze. De cellen die zich ontwikkelden tot planten, bloemen en bomen waren een stap verder dan blauwe algen, maar tegelijkertijd bleef het lagere evolutieniveau bestaan zolang het voor de leefomgeving zinvol was en ons DNA speelt daar een grote rol in. Het moment van inzicht gaat gepaard met een ‘Aha!’, dat de weg vrijmaakt naar nieuwe mogelijkheden en wellicht bevindt zich ‘inspiratie’ in de nog niet gecodeerde sequenties van ons DNA. Op het moment dat Boeddha verlicht werd, was er geen reden meer voor enige vorm van geweld of lijden onder de mensen. De Boeddha zag dat lijden en het kwaad wortelen in een verkeerde opvatting over het leven. Hij zag dat er nooit een eind zou komen aan de strijd om genot te bereiken en pijn te vermijden, zolang we gehecht bleven aan de behoefte van het EGO. De zelfzucht en onzekerheid van het EGO zouden nooit uit zichzelf helen; er zou altijd een volgende strijd uit te vechten zijn.
Tot dit inzicht kwam Gautama onder de de bodhi-boom; Jezus kwam tot dit inzicht toen hij in de woestijn streed tegen de duivel, en hetzelfde kunnen we zeggen van elke grote meester of leraar. Het feit dat de grote meerderheid van de mensen nog steeds onwetend is – wat de oorzaak is van allerlei vormen van lijden - is te herleiden tot bewustzijnsniveau. In het gebied van de geest komen zowel vrijheid als gehechtheid voor; wij besluiten zelf waarop wij ons zullen afstemmen. Ieder mens bepaald zelf zijn eigen grenzen en overwint ze pas als zij/hij de evolutionaire impuls daartoe voelt.
We kennen allemaal wel iemand die volstrekt onnodige problemen heeft, maar het inzicht mist om de oplossing te vinden. Wat je ook doet om hun dit inzicht te geven, al biedt je het op een presenteerbladje aan, ze accepteren het niet. Inzicht en inspiraties zijn dingen die je zelf moet zoeken en vervolgens moet binnen laten. Zoals spirituele meesters aangeven, is dit het soort kennis waarop jij je moet richten. Inspiratie leert ons dat transformatie alleen mogelijk is vanuit het vertrouwen dat er een hogere intelligentie bestaat, die weet hoe zij met ons contact moeten leggen.
Einstein:
Geen enkel probleem kan worden opgelost op hetzelfde bewustzijnsniveau waarop het is ontstaan/bedacht. Het niveau van de oplossing verschilt altijd met het niveau van het probleem.
The Holographic Universe (Part One)
The Holographic Universe (Part Two)
The Holographic Universe Part 3 Workshops Understanding Quantum Physics
The Holographic Universe - 4 of 5 - Quantum Physics
The Holographic Universe - 5 of 5 - Quantum Physics
Neuron & Dendriet
Een neuron is met elk ander neuron verbonden door miljoenen draden die zich vertakken in duizenden vezels per cel. Dit vormt een reusachtig netwerk. De vezels, die DENDRIETEN genoemd worden, ontspruiten uit een cel zoals de takken aan de stam van een boom ontspruiten, het woord ‘dendriet’ is afgeleid van het Griekse woord voor boom.
Hoewel dit een hechte en stabiele indruk zou kunnen maken, ondergaat dit netwerk (van dendrieten) onophoudelijk veranderingen. En zelfs als een neuron gelijk zou kunnen blijven, zonder nieuwe takken te vormen, zouden signalen die door de dendrieten stromen geen moment gelijk zijn. Overal ontstaan elektrische impulsen, die veranderingen ondergaan zodra wij een nieuwe gedachte denken. Onze hersenen zijn als een telefooncentrale die duizenden gesprekken per seconde verwerkt. Het voornaamste verschil is dat de kabels in ons zenuwstelsel onstabiel zijn en met elke ervaringsmoment – zowel innerlijk als uiterlijk – hun moleculen veranderen. De draden zijn immers niet gemaakt van koper, maar bestaan uit vloeibare vetten, water en elektrolyten en de elektrische impulsen die erdoorheen gaan. Eén enkele gedachte is een ingewikkelder aangelegenheid dan het opzoeken van één enkel telefoongesprek in alle gespreken die wereldwijd worden gevoerd. En terwijl we erin slagen die prestatie op elektrisch niveau te leveren, wellen in de hersenen ook voortdurend chemische boodschappen op. De ene dendriet is niet vast geknopt aan de andere – tussen twee dendrieten bevindt zich altijd een kleine open ruimte. Elke boodschap moet een manier zien te ontdekken om deze kloof, die synaps wordt genoemd, te overbruggen; anders zouden de neuronen geïsoleerd zijn en niet met elkaar kunnen communiceren. Elektriciteit springt niet over de open ruimte heen – daarvoor is de voltage te gering. In plaats daarvan worden bepaalde chemische stoffen aan de andere kant van de synaps afgegeven en aan de andere kant opgenomen. Tot deze chemische stoffen, die neurotransmitters worden genoemd, behoren dopamine en serotonine.
Te midden van deze chaotische wervelingen van chemicaliën en elektronen heeft niemand ooit een herinnering aangetroffen. Herinneringen zijn vaste gegevens. Ik kan mij het gezicht van een vriend(in) alleen herinneren door het intact naar boven te halen, niet bij stukken en beetjes. Waar moet ik naar toe gaan om dat te doen?
In elk geval niet naar de onweersbui in de hersenen. Er is in mijn hersenen geen neuron te vinden dat twintig jaar oud is. Moleculen van vet, eiwitten en suikers zijn als trekvogels door mijn hersenen gegaan, hebben er iets aan toegevoegd en zijn na een poosje weer vertrokken.
Hoewel we de geheugencentra in de hersenen kunnen lokaliseren, heeft niemand ooit kunnen bewijzen dat de herinneringen daar opgeslagen liggen. We nemen aan dat dit het geval is, maar hoe werkt het? Het opslaan van een herinnering in neuronen is als opslaan van herinneringen in water. In feite zijn de hersenen zo vloeibaar dat ze, als ze gehomogeniseerd zouden worden, evenveel vocht zouden blijken te bevatten als een banaan of een kom havermout. Ons bloed bevat meer vaste stoffen dan de hersenen. Er is geen bewijs voor de theorie dat we herinneringen opslaan zoals we gegevens opslaan in het geheugen van een computer, door kleine hoeveelheden informatie in te printen in de microchip.
Dat is dezelfde muur waar Einstein en andere grondleggers van de kwantumfysica tegenop liepen. Een neuron is een slechte opslagplaats voor een herinnering, omdat de moleculen ervan in feite geen concrete materie zijn, maar patronen van onzichtbare energie, gegroepeerd tot ogenschijnlijke deeltjes. Deze pakketjes van energie kunnen zich alleen handhaven op het kwantum-niveau; als we nog dieper doordringen, tot het virtueel niveau, vallen ook de patronen uiteen, de energie vervaagt tot schimmige trillingen en vervolgens tot niets. Kunnen herinneringen opgeslagen in NIETS?
Het antwoord is ‘ JA’. Toen ik mij het gezicht van mijn vriend(in) herinnerde, maakte ik een reis naar het ‘niets’ en haalde hem/haar uit het ‘niets’ tevoorschijn. Om deze reis te maken, of in elk geval er aan te beginnen, gebruikte ik mijn hersenen. Maar het waren niet mijn hersenen die zich het gezicht herinnerden, zoals de muziek die ik in mijn auto hoor zich niet in de radio begint. De hersenen lijken
Herinneringen op te vangen vanuit een andere bron, net als de radio. Omdat die bron niet in de stoffelijke wereld gelokaliseerd kan worden, wordt het reële bestaan ervan door de wetenschap niet erkend, met uitzondering van de kwantumfysica, die dit ‘niet’ het virtueel domein noemen.