Vorig jaar was onze reisbestemming Bali... alsnog een verslag...Eten, bidden en ...
Door Geert Kimpen.


Voor het eerst sinds heel lang ging ik op vakantie zonder doel. Op vakantie om op vakantie te gaan dus. Niet op zoek naar een eeuwenoud mysterie, geen plekken bezoeken waar een volgend boek zich af zou spelen, noch een afspraak met iemand met wie ik absoluut wilde spreken. Gewoon, vakantie dus. Maar tijdens de lange vliegreis, richting Bali, werd ik al ongeduldig. Wanhopig speurde ik in de reisgids naar interessante bezienswaardigheden en ervaringen. Die zijn er in overvloed, van diepzeeduiken tot geheimzinnige watertempels bewoond een slangengod.

Maar als ik heel eerlijk ben, ging van niet één van deze attracties mijn hart echt sneller slaan. Ik bedoel, ik geloof dat ik best een nieuwsgierig en leergierig iemand ben, maar wanneer ik in mijn gedachten niet werkelijk begeesterd ben door het hindoeïsme, vind ik het wel leuk om enkele tempels te bezoeken, maar om ze nu alle 400 met evenveel passie te bekijken…
 
Dus toen de reisgids me niet echt kon inspireren, dook ik in het boek “Eten, bidden, beminnen”, waarvan het slotstuk “beminnen” zich in Bali afspeelt. Elizabeth Gilbert, de auteur, gaf me hoop en een doel. Sinds “Eten, bidden, beminnen” een wereldwijde bestseller werd, is Ubud, het Balinese stadje waar Gilbert’s boek zich afspeelt, het Glastonbury van Azië geworden. Hoe klein het stadje ook is, je kunt er alle new age therapieën volgen die je maar dromen kunt. Talloos zijn de Amerikaanse, Australische en Europese healers die in Ubud zijn neergestreken en workshops en sessies aanbieden aan de pelgrims en toeristen.

Maar de meeste bezoekers, zoals ik, willen natuurlijk “the real thing”; een authentieke Balinese medicijnman. In haar boek beschrijft Gilbert haar vriendschap met de medicijnman Ketut Liyer. Een stokoude man bij wie ze als journaliste ooit een workshop volgde en die haar toen voorspeld had; “Op een dag kom je hier terug, en dan zal ik je alles leren, in ruil voor Engelse lessen.” Wanneer ze echter braaf aan die voorspelling gehoorzaamt en terug keert, heeft de oude medicijnman geen idee meer wie ze is en wat ze komt doen.

De Balinese taxichauffeurs doen lacherig wanneer ik bekend maak, dat ik op zoek ben naar Ketut Liyer. Ik ben duidelijk niet de enige. Ketut Liyer is inmiddels een sekssymbool geworden. Ondanks dat hij bijna 100 moet zijn, nog slechts één triangelvormige tand in zijn bovenkaak bengelt, en hij nog even slecht Engels spreekt als toen Gilbert hem ontdekte, ontvangt hij van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat een stoet bewonderaars van over de hele wereld. Voor een consult vraagt hij 25 euro. Een astronomisch bedrag in de Balinese context waar het gemiddelde maandloon 200 euro is.

Maar het dient gezegd; Ketut geeft iedereen de aandacht waar hij, en vooral zij op hoopt. Want het zijn vooral vrouwen die hem opzoeken, hem smachtend aankijken en met wie hij zich gewillig laat fotograferen. Zijn consult bestaat uit handlezen. Alleen… iedereen heeft door zijn oude ogen ongeveer dezelfde toekomst; voor iedereen voorspelt hij geluk, rijkdom, een goede gezondheid en een hoge leeftijd. Dat is dan ook de reden dat de Balinese taxichauffeur lacherig over hem doet. “Vroeger was hij wel goed,” zegt hij, “toen hielp hij ons. Voor huilbaby’s maakte hij bijvoorbeeld een magische tekening en als je die boven hun bed hing, huilden ze nooit meer. Hij had echt een goddelijke gave. Maar nu doet hij het voor geld. En daardoor is hij zijn gave verloren. Hij zegt tegen iedereen hetzelfde.”

Ter verdediging van Ketut moet ik zeggen, dat hij toen hij mijn hand las, toch zelfverzekerd zei: “Je hebt twee kinderen” terwijl ik als bewijs van mijn voortplantingsdrift alleen maar Zonneke bij me had. Christine herinnerde me aan het kindje dat een ex van me ooit aborteerde. Gefascineerd door deze man besluit Christine hem later op de avond opnieuw op te zoeken. “Ja, natuurlijk benadruk ik de positieve aspecten voor Westerlingen,” vertelt hij, “jullie worden al bedolven over de negativiteit. En als ik tegen jullie over demonen zou beginnen, zouden jullie dit niet begrijpen, omdat het niet bij jullie cultuur behoort.” Ze probeert te weten te komen hoe het hem vergaan is, nadat hij wereldberoemd werd door het boek “Eten, bidden, beminnen”. Hij geeft toe dat het hem financieel voor de wind is gegaan. Maar dat het hem toch enigszins teleurgesteld heeft dat Gilbert, toen ze onlangs in Bali Julia Roberts rondleidde voor de verfilming van haar boek, niet bij hem op bezoek is geweest. Hij zal dan ook niet in de film te zien zijn. Zijn rol wordt door een oude Indonesische acteur gespeeld.

Hetzelfde verhaal krijgen we ook te horen bij Wayang, de andere Balineze genezeres en vriendin van Gilbert, die een bloeiende praktijk aan het boek heeft overgehouden. In het boek schenkt Gilbert aan deze Wayang een groot geldbedrag om een eigen praktijkruimte te kunnen kopen. Maar dan toont Wayang zich in het boek ontevreden, en wil alsmaar meer geld van Gilbert. De genezeres, die nu een aantal jonge Balineze masseurs in dienst heeft genomen, is weinig spraakzaam over haar relatie met Gilbert. Wel hangt de foto van de auteur in haar winkeltje. Maar tussen neus en lippen uit ze ook haar teleurstelling dat Gilbert haar niet heeft opgezocht en dat ze Julia Roberts niet ontmoet heeft.. Wayang rekent trouwens helemaal pittige prijzen. Een behandeling kost bij haar minimum 85 euro. Daarvoor wordt je dan wel gelijktijdig door 4 knappe Balineze jongens gemasseerd. Een behandeling waarvoor vele Westerse singelvrouwen die Ubud in grote getallen bezoeken, in de rij staan.

Eén van die masseurs laat zich aan Christine ontvallen: “Vraag maar niet aan Wayang of ze dankzij Gilbert deze praktijk heeft kunnen kopen, want dan wordt ze woedend, omdat het niet klopt…”

De chauffeur, die de beroemd geworden genezers verwijt dat ze geldwolven geworden zijn, belooft me mee te nemen naar een “echte” medicijnman, Tjokordo Rai. “Hij doet het helemaal niet voor geld,” zegt hij in het begin van de rit, maar wanneer we zijn straat inrijden, fluistert hij me toch in “Het is de bedoeling dat je na het consult een gift achterlaat. Zo’n 20 euro is wel gepast, tenzij je het minder waard zou vinden.”
Het consult met Tjokordo duurt nog geen 5 minuten. Ik moet op een matje gaan liggen en hij duwt met een stokje in mijn tenen. “Wat kom je hier doen,” zegt hij onbegrijpend, “je bent kerngezond, ik kan niets voor je betekenen.” Ook in een interview heeft Tjokordo geen zin. “Ik wil niet beroemd worden,” wimpelt hij het af. Na lang aandringen heeft hij voor mij wel een ritueel in de aanbieding dat me veel inspiratie zal geven. Maar dat kost dan 200 euro, want het vraagt veel van zijn krachten. Omdat hij er zelf ook niet echt het nut van in lijkt te zien, sla ik dit ritueel maar over.

Na een maand Bali kom ik tot ongeveer dezelfde conclusie als Gilbert in haar boek. Het is een raar volk die Balinezen. Ze staan bekend om hun grenzeloze vriendelijkheid maar uiteindelijk is hun belangrijkste interesse in de Westerse medemens toch hoeveel ze aan je kunnen verdienen. Daar is op zich niets mis mee; ze hebben allemaal grote families te onderhouden, en in die paar vakantiemaanden moeten ze proberen hun jaarinkomen te verdienen. En daarnaast is niets menselijks hun vreemd. Die paar Balinezen die het financieel echt goed doen, zoals Ketut en Wayang, roepen weerstand en afgunst op. Er is overigens geen Balinees te vinden die het boek “Eten, bidden en beminnen” gelezen heeft. Voor lezen hebben de Balinezen geen tijd, het is voor hen eten, bidden en geld verdienen. Want ook voor beminnen is er op dit paradijselijke eiland nog weinig tijd. De vorige generatie had nog gemiddeld acht kinderen, nu houden de meesten het bij twee. Dus dat beminnen hebben we dan maar in Bali in overvloed zelf gedaan, en is daarvoor dan ook de droomlocatie. En zo vond ik uiteindelijk toch nog een vakantiedoel.

“Het Liefdesdagboek” van Geert Kimpen en Christine Pannebakker is nu ook te bestellen via www.geertkimpen.com