Communiceren met woorden is zo dicht mogelijk langs elkaar heen praten. Zelfs al spreken twee mensen dezelfde moedertaal, dan kunnen de associaties en bijbehorende belevingen per woord verschillen. Communiceren met geometrische figuren (zoals via fascinerende formaties in gewassen, zand, sneeuw of waar dan ook in) is al veel nauwkeuriger, maar vraagt tevens meer inspanning van de lezer om de betekenis te vinden. De enige universele taal waarmee ruisvrij kan worden gecommuniceerd kent alleen maar cijfers. De schrijfwijze en de uitspraak van ieder cijfer is niet overal gelijk, maar er is altijd een 1-op-1 vertaling mogelijk. De ene betekenis van bijvoorbeeld het cijfer 1 is universeel en daarmee overal hetzelfde in ieder universum.

Steeds meer mensen brengen het ‘ware’ verhaal naar buiten. Er komen steeds meer websites, boeken, artikelen (in tijdschriften of op het internet), filmpjes, discussiefora, lezingen en bijeenkomsten. Het resultaat is een overvloed aan woorden, schema’s, beelden en gewasformaties (door velen nog steeds graancirkels genoemd), waarin steeds meer diepgang lijkt te zitten. Dit zal de komende maanden alleen maar meer worden. Uiteindelijk zullen we behoefte krijgen aan een universele taal om het geheel van alles (het heel-al) in uit te drukken. In de universele cijfertaal kunnen we het gehele verhaal van alles in het heelal heel compact als volgt samenvatten: 

0 1 2 3 4 5 6 7 8 9

 Wie de volledige betekenis van dit allesomvattende cijferverhaal begrijpt, die begrijpt alles. Graag wil ik in dit artikel mijn huidige begrip hiervan delen, zodat dit verder aangevuld kan worden. De titel luidt ver-tellen, want via het tellen (lees: het toelichten van ieder volgend telgetal) beoog ik de verte (lees: de onderlinge afstanden tussen ons begrijpen) te overbruggen.

 

0

De 0 staat voor het geheel waarin alle mogelijkheden besloten liggen. Dit is het nulpunt. Dit symboliseren we door het midden van de omringende cirkel open te laten.

 

1

De 1 staat voor de fundamentele Eénheid van alles. De kracht die de Eénheid bijeen houdt is Liefde. Waar Liefde ophoudt, daar begint de verdeeldheid (of de dualiteit).

 

2

De 2 staat voor de beleving van dualiteit. Alle ‘waarheid’ uitgedrukt in woorden (inclusief dit artikel) is als een glas dat gelijktijdig half vol en half leeg (of ledig) is. De waarheid (van de Eénheid) is altijd vol-ledig (als de 0) vanwege de liefdevolle versmelting van de (duale) tegenstellingen (van vol en ledig). Het samenspel van de dualiteit (zwart en wit) komt ook tot uitdrukking in millenniaoude bordspelen als go, schaken en dammen. Het symbool voor dualiteit kennen we als yin yang.

 

3

De 3 staat voor de drie-éénheid. Iedere éénheid bestaat uit drie samenstellende delen. Zo bestaat een atoom uit protonen (positief), elektronen (negatief) en neutronen (neutraal). Op ieder niveau zien we deze drie-éénheid. Op individueel niveau maakt het ego zich druk om erkenning, gemak en overleving. Op planetair niveau spelen het Vaticaan, London City en Washington DC samen de baas (op eenzelfde manier). Zodra we niet langer gehoorzamen aan anderen of aan het ego, dan leven we vanuit drie-éénheid van lichaam, geest en ziel. Het symbool voor de drie-eenheid is een 3hoek in een cirkel.

 

4

De 4 staat voor het kwartet. Dit zijn 4 kwadranten die samen één geheel vormen. We kennen dit onder andere als de 4 seizoenen (winter, lente, zomer en herfst), en als de vier richtingen (Noord, Oost, Zuid en West). Ook wat wij materie (of stof) noemen, kent 4 aggregatieniveaus. Deze zijn vaste stof, vloeibare stof (of vloeistof), gas (of stof in gasvorm) en plasma (stof in geïoniseerd gas). Ook in het kaartspel komt deze vierdeling naar vormen via de symbolen van schoppen, harten, klaver en ruiten. Een vierdeling is een dubbele tweedeling (een verdeling in twee dimensies). Dit kunnen we weergeven als een 4kant met een kruis in het midden, waardoor de verdeling in kwadranten ontstaat. Het kruis (beide dimensies) is dus het symbool voor het kwartet.

 

5

De 5 staat voor de 5 elementen. Dit zijn de stoffelijke representaties van de 5 Energievormen. De eerste vier komen precies overeen met de vier aggregatieniveaus. Deze zijn Aarde (vaste stof), Water (vloeistof), Lucht (gas) en Vuur (plasma). Dit zijn tevens de verschillende vormen van energie die we kennen. Aarde staat voor fysische energie (zoals kinetische energie en gravitatie). Water staat voor magnetische energie. Lucht staat voor chemische energie. En Vuur staat voor elektrische energie. In de 5e energievorm zijn de hoogste trillingsfrequenties mogelijk. Deze vorm wordt Ether genoemd. Alles in de totale Cosmos is niets anders dan een (onophoudelijk) samenspel van energieën in deze 5 vormen. In het stoffelijke zien we dit ook terug in de 5 platonische lichamen: de tetraëder (Vuur), de kubus (Aarde), de octaëder (Lucht), de dodecaëder (Ether) en de icosaëder (Water). Het symbool van de 5 Energievormen is het pentagram.

 

6

De 6 staat voor de ruimte. Om precies te zijn staat het voor de beleving van beweging in ruimte. Velen verwarren ruimte met tijd. En sommigen gooien beide begrippen domweg op één hoop (en kakelen dan over het ruimte-tijd continuüm). Wij meten onze tijd aan de hand van bewegingen in de ruimte. Iedere beweging is relatief, want niets staat stil (pantarei). Onze tijdsmeting meet in eerste instantie de relatieve beweging van de planeet Terra (waarvan wij ons op de buitenkant bevinden) ten opzichte van de dichtstbijzijnde ster (of zon) genaamd Helios. Terra draait om haar eigen as. Vanaf het buitenoppervlak van Terra gezien beschrijft door deze (dagelijkse) rotatie Helios een boogbaan aan de hemel. ’s Ochtends verschijnt Helios (in het Oosten) van onder de horizon. Het hoogste punt (precies in het midden van de waargenomen zonnebaan) wordt het zenith genoemd. En ’s avonds verdwijnt Helios (in het Westen) aan de andere kant weer onder de horizon. Tussen het moment waarop Helios ’s avonds de horizon ‘raakt’ en het moment waarop Helios helemaal onder is zitten precies twee (van onze) minuten. De periode waarop Helios te zien is noemen we dag. Gemiddeld duurt deze dagperiode (evenals de nachtperiode) 12 (van onze) uren. Wanneer we 12 uren delen door 2 minuten dan krijgen we 360. Er passen dus precies 360 zonnen in de waargenomen hemelboog van Helios. En op dit aantal van 360 is onze tijdmeting gebaseerd. Dit tijdmeetsysteem stamt uit Sumerië en alles draait daarin om het getal 6.

Het (duale) ritme van dagen en nachten is (voor zover wij weten) eindeloos. Een oneindige beweging symboliseren we met een lemniscaat bestaande uit twee doorlopende (en tegengestelde) cirkels. Iedere cirkel verdelen we (sinds Sumerië) in 360 booggraden. Elk van de 360 graden (van de dag-cirkel) komt precies overeen met een volgende zonnepositie van de waargenomen hemelboog. Het lemniscaat van een volledige rotatie van Terra (een etmaal) hebben we vervolgens verdeeld in vier kwadraten. De eerste dimensie is (zoals reeds naar voren gebracht) die van dag en nacht. De tweede is die van voor en na het midden. Het midden van de dag is de mid-dag, en de twee helften van de dag zijn daarom voormiddag (of ochtend) en namiddag. Het midden van de nacht is de midder-nacht, en de twee helften van de nacht zijn daarom voormiddernacht (of avond) en namiddernacht. Elk van deze kwadranten van een etmaal hebben we verdeeld in 6 uren. De wijzerplaat komt overeen met een volledige cirkel (oftewel een half lemniscaat) en geeft daarom twee maal 6 uren weer. Naast een urenwijzer kennen de meeste klokken ook een minutenwijzer, waarbij dezelfde cirkel verdeeld is in tien maal 6 minuten (binnen ieder uur). En sommige horloges kennen vervolgens ook nog een secondenwijzer, waarbij iedere minuut verdeeld is in tien maal 6 seconden.

Ook een volledige rondgang van Terra om Helios is een cirkel. En ook deze cirkel hebben we verdeeld in twee maal 6 delen, namelijk in zowel 12 maanden als in de 12 dierenriemtekens. Het getal 12 staat voor de gehele cirkel, waarin we de dualiteit (2 helften van 6), de drie-éénheid (3 eenheden van 4) en het kwartet (4 kwadranten van 3) aantreffen.

De 6 (en alle veelvouden hiervan) heeft dus betrekking op (de bewegingen in) de ruimte. We symboliseren dit door drie (orthogonale) assen (de x-as, de y-as en de z-as) die alledrie een positieve- en een negatieve richting kennen. In totaal zijn dit de 6 richtingen die wij gebruiken om de ruimte op te spannen. Om een punt in de ruimte exact aan te duiden hebben we drie paren van punten nodig, waarbij het kruispunt van de drie pijnen tussen de puntparen het aan te duiden punt is. Het aantal van 6 (of het dubbele hiervan) zien we nadrukkelijk terug bij ieder platonisch lichaam. De tetraëder heeft 6 zijden. De kubus heeft 6 vlakken en 12 zijden. De octaëder heeft 6 hoeken en 12 zijden. De dodecaëder heeft 12 vlakken. En de icosaëder heeft 12 hoeken.

Ook de priemgetallen wijzen ons op het getal 6. Want wanneer we alle gehele getallen in 6 richtingen uiteenleggen, dan bevinden de priemgetallen zich in slechts 2 richtingen. En in het ritme waarin deze primaire getallen daarin opduiken tussen de overige (secundaire) getallen vervult het kwadraat (tot de 2e macht) van ieder priemgetal (dat in slechts één van beide (primaire) richtingen voorkomt) een startrol (zoals ook gepresenteerd in een korte

).

Het symbool van de 6 is het Zegel van Salomon (een cirkel met daarin twee driehoeken over elkaar). Ook kunnen we het driedimensionale assenstelsel beschouwen als een weergave van 6, zelfs wanneer deze niet orthogonaal is.

 

7

De 7 staat voor de toonladder. De 7 tonen van deze ladder kennen we als do, re, mi, fa, sol, la en si. De toonladder geeft de natuurlijke stappen weer waarmee trillingsfrequenties op (of af-) lopen. Alles is energie, en dus is alles trilling. Bij het samenspelen van de energieën draait alles om de frequenties. Deze frequenties beïnvloeden elkaar. Ze kunnen elkaar versterken (resonantie), verstoren (dissonantie), versnellen of vertragen. Dit zijn weer vier kwadranten. Bij resonantie of dissonantie wordt de gezamenlijke amplitude beïnvloed, en bij versnellen of vertragen de golflengte. Natuurlijke trilling hebben zich gegroepeerd (via onderlinge aantrekking en afstoting) rond bepaalde frequenties. Dit zijn de trillingstreden van de toonladder. Het geheel van alle natuurlijke trillingen in het universum is als één lied. Dat is dan ook precies de betekenis van uni (één) versum (lied).

 

8

De 8 staat voor het octaaf. Het Latijnse octo betekent acht. Een octaaf is een gehele toonladder plus de eerstvolgende do. De trillingsfrequentie van de hoogste do is twee maal zo snel als die van de laagste do. Het octaaf staat dus voor een trillingsverhouding, namelijk een verdubbeling. De 8 heeft alles met de 2 en de 3 te maken. Allereerst is 8 gelijk aan 2 tot de 3e macht. Dit zijn bijvoorbeeld de 3 orthogonale 2delingen, die ieder staan voor een deel van de ruimte opgespannen in 2 maal 3 richtingen. Dit kunnen we ook weergeven met de 8 trigrammen (van de I Tjing). Naast het octaaf zijn ook de kwint (2:3) en de kwart (3:2×2) harmonische trillingsverhouding, die eveneens draaien om de getallen 2 en 3. In een harmonisch octaaf vinden we vier kwinten en vier kwarten, wat samen 8 geeft. Bovendien is ook de verhouding tussen twee opeenvolgende tonen van een harmonisch octaaf altijd die tussen een macht van 2 en een macht van 3. En, om het geheel te competeren, in de zeven treden tussen de laagste- en de hoogste do, vinden we achtereenvolgens 2 maal een grote sprong, dan een kleine, vervolgens 3 maal een grote en dan weer een kleine. Er zijn in een octaaf dus vijf van deze grote sprongen tussen twee opeenvolgende tonen van een octaaf (eerst 2 maal en dan 3). In ieder grote sprong past een halve toon. Dit zijn de zwarte toetsen van de piano. Samen met de 8 witte toetsen van de hele tonen geeft dit in totaal 13 hele- en halve tonen. Het getal 13 staat voor de schepping. De schepping is het proces waarbij de energietrillingen een octaaf omhoog worden gebracht. En dat proces voltrekt zich in 13 fasen. Deze 13 fasen kunnen we (duaal) verdelen in 7 dagen en 6 nachten, waarbij de zevende dag gelijktijdig de eerste dag (of do) is van het volgende scheppingsoctaaf (en dus allesbehalve een rustdag is). Zoals de 12 staat voor de cirkel, zo staat de 13 voor de spiraal. En ook in het reeds aangehaalde kaartspel zien we 13 kaarten per symbool.

 

9

De 9 staat voor het enneagram. Het Griekse ennea betekent negen. En net als bij het octaaf spelen de cijfers 2 en 3 een cruciale rol binnen de betekenis van het enneagram. Ook is 9 gelijk aan 3 tot de macht 2. Daarnaast toont het ennegram de drie-éénheid van 7, 8 en 9, gesymboliseerd door de driehoek in het midden van het enneagram. Elk van de negen punten van het enneagram is via een rechte lijn verbonden met een ander punt. Iedere rechte lijn is dus een verbinding van 2, en representeert de trillingsverhouding tussen beide punten. We kunnen ieder punt ook zien als het midden van beide lijnen die van en naar ieder punt gaan, waardoor ieder punt het (energetisch) midden vormt van 3 (punten).

De rechte lijnen die niet de driehoek vormen (maar de zeshoek) representeren de breukenreeks van 7 wanneer de cijfers 1 tot en met 9 bij de hoekpunten worden geschreven, met het cijfer 9 bovenaan. Daarmee wordt tevens de richting van ieder lijnstuk duidelijk.

Het enneagram geeft de 7 tonen van de toonladder samen met beide schokken die nodig zijn om bij de kleine sprongen omhoog te komen (daar waar geen halve tonen aanwezig zijn). De toppositie van het enneagram geeft daarom zowel de laagste- als de hoogste do weer, waarmee het enneagram tevens een symbool is van een octaaf.

De totale schepping (die nog steeds gaande is, tot het ‘einde der tijden’) kent daarom precies 9 niveaus. Ieder scheppingsoctaaf (van 13 fasen) brengt het bewustzijn naar een hoger niveau. Dit wordt bijvoorbeeld gesymboliseerd door de 9 treden van diverse Maya-tempels.

Aan de hand van deze 9 niveaus (van de schepping) kunnen we alles een plekje geven. De onderste 7 niveaus komen precies overeen met de (eerste) 7 chakra’s, en daar weer de onderste drie (-éénheid) van tonen ons haarfijn de werking van het ego. De onderste vier niveaus beschrijven precies onze vier gelaagde intelligentiesystemen. Dit zijn de cellulaire intelligentie (afkomstig van de 50 triljoen cellen die gezamenlijk ons fysieke lichaam vormen), de instinctieve intelligentie (afkomstig van onze hersenstam of reptielenbrein), de emotionele intelligentie (afkomstig van het limbisch systeem) en de cognitieve intelligentie (afkomstig van de neocortex). Dit alles wordt uitgebreid beschreven in het boek ‘Liefde voor wijsheid’ (de letterlijke betekenis van filosofie), dat gratis via www.pateo.nl gelezen of geprint kan worden. Het scheppingsproces van de 9 octaven is ook te bekijken in een videopresentatie (van een klein uur, getiteld Schepping).

Dit is het gehele verhaal over het al en het alles, samen te vatten als 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9. Dit is de kern van wat ik hier graag wil ver-tellen. Maar nu we deze basis gedeeld hebben, kunnen we verder gaan in het begrijpen van wat tijd nu werkelijk is. Zoals gezegd meten we tijd aan de hand van (relatieve) bewegingen van hemellichamen (planeten en sterren). Alle kalendersystemen zijn representaties van deze ruimtelijke bewegingen. De Gregoriaanse kalender geeft in eerste instantie de rondgang van Terra om Helios weer. Exact één rondgang wordt een siderisch jaar genoemd en duurt 365,25636 dagen. De Gregoriaanse kalender werkt daarom met gewone jaren van 365 etmalen en schrikkeljaren met een etmaal meer. Daarnaast gaat gelijkertijd de maan Luna rond om Terra (in 27,3 dagen). In deze periode schuift ook Terra een stukje op (in haar rondgang om Helios). De volledige beschijningscyclus (tussen twee volle manen) duurt daarom 29½ dag. Ook deze (waargenomen) maancyclus is (min of meer) verwerkt in de Gregoriaanse kalender, want het woord maand komt van maan. Wanneer we uitgaan van een siderische maand (dus precies één rondje van Luna om Terra), en we ronden dit naar boven af op 28, dan passen er 13 maanden in een jaar (wat in totaal 364 dagen is). Omdat de echte siderische maand ruim tweederde dag korter is dan deze periode van 28 dagen (wat zo mooi een kwartet weken is), heeft een zuivere 13-manenkalender om de twee jaar slechts 12 maanden.

Het bijhouden van de rondjes van Terra om Helios of die Luna om Terra resulteert in cyclische kalenders (voornamelijk gebaseerd op 12). Naast deze cirkelkalenders kenden de Maya’s ook spiraalkalenders gebaseerd op 13. De meest bekende Maya-kalender is de Tzolkin, wat letterlijk het tellen van de dagen (eigenlijk etmalen) betekent. De Tzolkin bestaat feitelijk uit twee tandwielen die ieder etmaal een tandje omhoog gaan. Het kleinste wiel heeft 13 tanden en dat zijn precies de 13 fasen van de schepping (ook wel tonen genoemd). Het grootste wiel kent 20 tanden, en dat worden de zonnetekens genoemd. Het getal 20 komt in de natuur voor als de volgende trede waarop leven mogelijk is. Op de trap van het allerkleinste- tot het allergrootste levende organisme zien we telkens een vergroting met factor 20. Ook wanneer we vier binnenste kleine planeten van ons zonnestelsel vergelijken met de vier grote zien we deze factor 20 terug. Het grondtal voor natuurlijke logaritmen (e) is verheven tot de 3e macht nagenoeg gelijk aan 20. De Tzolkin telt (tzol) in totaal 13 maal 20 is 260 dagen (kin).

Een andere Maya-kalender is gebaseerd op perioden van 360 dagen genaamd Tun. Ook in deze Tun-kalender spelen de getallen 13 en 20 de hoofdrol. De Tun-kalender toont de 9 scheppingsoctaven (van ieder telkens 13 fasen of tonen) waarbij telkens bij de aanvang van het 13e van de 20 delen van de 13e fase (of 7e dag) de sprong naar het volgende octaaf wordt gemaakt, waardoor de scheppingstijd met een factor 20 versnelt. Deze Tun-kalender wordt verschillend geïnterpreteerd, maar iedereen die vasthoudt aan de 20-voudige tijdsversnelling voor elk van de 9 scheppingsniveaus kan alles uit het verleden, heden en toekomst begrijpen en laat zich niet langer in verwarring brengen door afwijkende interpretaties. Iedereen die het bovenstaande verhaal van 0 tot en met 9 echt heeft begrepen, die snapt dat “21 december 2012” precies 14 maanden min één week eerder plaats gaat vinden.

Wanneer we de Tzolkin en de Tun-kalender in samenhang bestuderen, dan zien we hoe ruimte (gebaseerd op 12) en tijd (gebaseerd op 13) samenhangen. Er passen precies 52 Tun (van 360 etmalen) in 72 Tzolkin-perioden (van 260 etmalen). Het aantal van 52 is een kwartet van 13 (evenzo is 52 weken gelijk aan 13 “manen” van ieder een kwartet weken). En het getal 72 is de dubbeling van 6 maal 6. Ook in de precessiecylus (van in totaal 25.920 jaar) zien we het getal 6 nadrukkelijk terug, want deze cyclus omvat precies 72 maal 360 jaar. Deze cyclus (door Plato een Grootjaar genoemd) is verdeeld in 12 tijdperken of Aeonen, waarbij ieder tijdperk (zoals dat van Vissen) precies 6 maal 360 jaar duurt.

Wie het verhaal van 0 tot 9 echt doorgrondt, die komt alleen maar meer verbanden tegen. Het getal 33 is voor vele geheime genootschappen zo belangrijk omdat het de optelling is van 13 en 20. De top van deze clubjes begrijpt de getalsmatige essentie van de schepping (zoals hierboven beknopt uitgelegd). En daarom vinden we in al hun daden (of scheppingen) betekenisvolle getallen. Opgeteld geeft 9/11 het getal 20. En de aanslag in London was op 7/7. Er zijn nog veel en veel meer voorbeelden te geven. Maar telkens weer komt het allemaal neer op het basisverhaal van 0 tot en met 9.

 

Wie van 0 tot 9 kan tellen,

die kan alles tot op de kern afpellen.

Help mee dit verhaal te ver-tellen,

waarinde tijdsbeleving blijft versnellen.

Het oude gaat ons steeds meer beknellen,

en samen met alles gaan ook wij vervellen.

 

 

Zeist, 17 mei 2010

Johan Oldenkamp

www.Pateo.nl