Ik lijd aan het Calimero-syndroom, heb ik ontdekt. Het syndroom is vernoemd naar een klein kippenkuiken met een eierschaal op zijn hoofd, die bekend is om de uitspraak: “Zij zijn groot en ik ben klein”. 

Ik liet en laat me snel overbluffen. Niet vanwege mijn (kleine) omvang weliswaar, eerder omdat iemand algauw machtiger of dreigender (dus groter) overkomt. Ik ben nogal autoriteitsgevoelig.

 

Er zijn vier boeken van mij uit, ik geef lezingen (die indruk maken op mensen, alleen vraag me niet hoe dat komt) en ook op Internet heb ik middels columns wat bekendheid vergaard. Wat mij na aan het hart ligt, daar kan ik op diep niveau over meepraten. In sommige situaties kan ik ‘bijdehand’ zijn, wat ik dan ook te horen krijg ;-)

 Echt slecht gaat het dus niet, toch overvalt mij vaak een gevoel van onmacht en hulpeloosheid.     

 

In een discussie op Internet hou ik me nog staande, in het ‘echt’ ben ik snel verstomd.

Laatst nog, belde een man beneden aan. Ik zat verdiept in een computerprogramma en moest me echt losweken.

Hij zei iets over gas en energie. Daar ik een paar weken terug bericht kreeg dat ik de standen van mijn water, gas en energie moest doorgeven, dacht ik dat het een controle was.

Ook door de mededeling dat hij vorige week al had aangebeld en of ik geen bericht had gekregen. Op dwingende toon, alsof hij van de politie was: “Wilt u even opendoen?” Dat deed ik dan maar. Ik nam me voor om te vragen waar het nu precies over ging en hem niet zomaar binnen te laten.

 Ik vond het vreemd dat hij met een formulier van Nuon voor mijn deur stond. “Ik zit bij Eneco”, zei ik verbaasd, in de veronderstelling dat het een misverstand was.

 Bleek het een colporteur te zijn. Ik zei dat ik geen interesse had, maar hij kon aantonen dat Nuon 20% goedkoper levert dan Eneco en voegde toe dat iedereen daar geïnteresseerd in is. Nog steeds lukte het me niet om ‘scherp’ te worden, ik bleef wazig. Eigenlijk had ik boos moeten worden, dat hij ongewenst mijn energie (vergeef me mijn woordspeling) binnendringt. Maar voor mij is dat een actieve daad, het gebeurt niet vanzelf.

Ook kwamen er geen bijdehante opmerkingen in me op of kon ik hem met een glimlach de deur wijzen.

Met even weinig overtuigingskracht zei ik. “Ik vind het niet prettig dat u me bijna verplicht open te doen”. Hij begreep niet wat ik bedoelde. Uiteindelijk scheepte ik hem af door te doen alsof ik over zijn aanbod na zou denken. Daadwerkelijk erop in gaan deed ik niet, zo bijdehand was ik nog wel.

 

Ik weet wat ik wel en niet wil, alleen het overbrengen is een tweede. Tenzij ik me heb kunnen voorbereiden, klink ik aarzelend, soms zelfs verward, alsof ik twijfel of niet weet waarover ik het heb.      

 

Op het ‘speciale onderwijs’ is het begonnen, geloof ik. Daar ben ik letterlijk stil gevallen. Als jong kind durfde ik volwassenen nog tegen te spreken. Ik klonk ferm, als ik de verhalen mag geloven.  

Op deze school was dit te gevaarlijk. Zeker de helft van de leerkrachten was agressief. Schreeuwde, sloeg, schopte of schudde leerlingen door elkaar die niet meewerkten. Op het laatst durfde ik niets meer te zeggen. In de klas voelde ik me onveilig en daarbuiten nog meer. Altijd kon je een huilend kind tegenkomen, of een leerkracht die tekeerging.

 Voor mijn klasgenoten of schoolgenoten durfde ik zelden op te komen.

 Nog steeds verstom ik als iemand lelijk doet tegen een kind of het als een voorwerp behandelt. Achteraf voel ik me een lafaard en ben ervan overtuigd dat ik dit kind in de steek gelaten heb.

 Mijn eigen grenzen aangeven is ook moeilijk. Meestal heb ik daar vooral mezelf mee. Af en toe verloopt het tragisch. Graag wil ik mensen helpen die het moeilijk hebben. Soms beleef ik hun leed alsof het om mezelf gaat. De grens vervaagt tussen mijn eigen behoeften en die van een ander. Meestal gaat het wel goed, stem ik me op de ander af, bewaar ik een evenwicht tussen geven en ruimte voor mezelf scheppen.

 

Het is ook een keer helemaal misgegaan.

 Ik kreeg een mail van een moeder. Zij leefde in armoede, had geen geld voor onder andere kleding, schoenen en vervoer. Al vele jaren werd zij benadeeld door instanties met hun blunders. Drie van haar vier kinderen zijn ook bij haar weggehaald.

 Ik vond het een schrijnend verhaal en wilde kijken wat ik kan doen, meedenken. Drie keer ben ik op huisbezoek geweest. De eerste keer was zwaar. Ze moest veel kwijt, was er emotioneel slecht aan toe en zat duidelijk in een noodsituatie. Ik was blij dat ik een luisterend oor kon zijn, maar echt contact ervoer ik niet.

 Al bij verschillende instanties had ze aan de bel getrokken. Al vanaf het begin trok ze aan mij, drong aan dat ik dingen ging regelen, hoewel ik officieel geen hulpverlener ben en het nooit mijn bedoeling is geweest om andermans problemen op te lossen. Ik wil vooral mensen bewust maken van hun patronen, een luisterend oor zijn en een positieve invloed hebben.

 Omdat haar situatie teveel was voor mij alleen, probeerde ik mijn netwerk in te schakelen, maar de meesten zaten zelf al aan hun taks, qua belastbaarheid.

 De tweede keer op huisbezoek was ronduit vervelend. Ze had commentaar op mijn netwerk, praatte op me in, net zo lang tot ik iets in mijn hoofd voelde knappen.   

 Ik was ook niet rouwig dat het contact daarna een paar maanden stilviel, van beide kanten. Ik wist dat haar Internet uit gevallen kon zijn, maar ik dacht dat ze dan wel even bij iemand uit de buurt op de computer kon. Zo zou ik het opgelost hebben.

 Toen zij weer in beeld kwam, kreeg ik via de mail allerlei verwijten. Dat ik ‘zomaar’ twee maanden niets van me liet horen. Nu had ze kennelijk wel Internet.

 Zij verweet me dat ik mijn rechten allang heb gekregen. “Ik zie er niet uit als een kleine poppedein, zou ik eruit zien als jij, was ik allang erkend”, voerde ze aan. Een soort omgekeerd Calimero-complex. Dat ze lang en blank is, beschaafd Nederlands spreekt en niet dom is, wordt naar haar zeggen tegen haar gebruikt.

 Steeds feller en agressiever werden haar mails. Zelf reageerde ik ook vanuit een kramp en schreef in niet mis te verstane bewoordingen hoe ik het contact had ervaren en hoe zij over mijn grenzen heen denderde en mijn netwerk afkraakte. Nu werd ze helemaal hysterisch “Word boos op de veroorzakers en blijf me niet gemeen wegtrappen!” riep ze zoal. Ik zou leugens over haar hebben verteld en beloftes hebben ingetrokken, haar hebben klemgezet. Mijn kritiek was oneerlijk en gemeen en zij kon zich daar niet tegen verdedigen.  

Achteraf legde ze alles wat ik eventueel zou kunnen doen, uit als een belofte of op zijn minst een afspraak. Terwijl ik daar juist heel voorzichtig mee was, ik wist niet wat ik wel en niet voor haar kon doen.        

 Ik stemde toe om weer langs te komen, om het uit te praten. Dat leek mij ook constructiever dan over de mail. Dit was wat mij betreft wel de laatste keer, die huisbezoeken werkten voor niemand.

 Het werd een ramp. Nooit eerder heeft iemand het voor elkaar gekregen dat ik zijn/haar werkelijkheid overnam, voor mij was het altijd anders. Waar zij mij in de positie van een machthebber en agressor wist te manoeuvreren.

 Ze gijzelde mijn geweten. Wat ik had gezegd of gedaan, verdraaide ze zo dat ik ging geloven dat ik laf, onbetrouwbaar, achterbaks, leugenachtig en zelfs gemeen was. Prompt ging ik me gedragen als een robot: berekenend en zonder emotie of medegevoel.

 Omdat ik weinig terugzei en geen antwoord wist op haar suggestieve vragen, dacht zij dat ik een spelletje met haar speelde. “Je ziet er zo lief uit, ik geloof dat mensen zich daar in vergissen. Misschien heb je wel een psychiatrische stoornis, misschien ben je wel gevaarlijk”, dacht zij hardop.

  Vijf uur hield ik het vol, voordat ik aan het eind van mijn krachten was. Het was 19.30 uur, ik moest nog de terugreis van tweeënhalf uur aanvaarden en wist niet uit mijn hoofd waar de bushalte was. Zij wilde mij pas naar huis laten gaan als ik beloofde niet meer over haar te ‘liegen’ en als ik vertelde wat ik voor haar ging doen. Het ergste is, nu zei ik werkelijk dingen toe die ik niet kon waarmaken.

 Of ik bang was? Ik weet het niet, geen gevoel kon ik beleven. Die blokkade bleef nog weken, waarbij ik slapeloze nachten had.

 Via de mail heeft ze nog mijn complex geraakt dat ik weinig kan en snap. Of dat zij zich al aangepast heeft aan mij en of ik ook een keer rekening met haar wil houden…

 

Ook als iemand anders meer tijd en energie van me vraagt dan ik kan geven of als ik niet genoeg vooruit kom met wat ik wil doen, kan ik helemaal in paniek raken.

 Inmiddels heb ik zelf het contact verbroken, omdat het ons allebei vooral stress oplevert. Graag had ik ook deze mens een beetje liefde en geluk gegeven, maar ik kon niet anders dan me afschermen.

 Zij vergeleek onze omstandigheden met elkaar of beter gezegd: benadrukte de verschillen tussen ons, in plaats van kijken hoe we elkaar kunnen vinden.

‘Mijn problemen zijn groter dan die van jou en dat is niet eerlijk!’

 Een competitie die met hart en ziel gevoerd wordt en die alleen maar verliezers kent. Wat iemand doormaakt is gewoon niet te beschrijven of te vergelijken.

 

Op het gevaar af dat dit een bittere post is geworden.

Misschien denk je dat ik het voortaan wel laat om energie te steken in een medemens in nood. Dat is niet zo, integendeel, het zit in mijn natuur om het lijden van anderen te willen verzachten en wat geluk, liefde en vooral inzicht te geven. Iemands leven meer waarde en zin geven. Maar ik moet wel een (gelijkwaardige) interactie ervaren om op diep niveau mee te kunnen voelen.

Je voelt je eigen leed het hardst, maar ook buiten jezelf bestaat pijn, wanhoop en verdriet. Ook iemand met ‘mindere’ pijn en problemen heeft bestaansrecht en mag zijn gevoelens beleven.      

 

http://afwijkend-en-toch-zo-gewoon.nl/2011/12/calimerosyndroom/